Fase 2.2B Taal, schrijven van correspondentie (formeel en informeel)

Welkom allemaal
- telefoon in je la
- pak een pen en een schrift
- hoe ziet de les eruit
- wat doe je als je klaar bent

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal
- telefoon in je la
- pak een pen en een schrift
- hoe ziet de les eruit
- wat doe je als je klaar bent

Slide 1 - Tekstslide

         Fase 2                                                        
Formeel
en
Informeel
taalgebruik 

Slide 2 - Tekstslide

Doelen:
- Ik kan het verschil benoemen tussen informeel en formeel  
   taalgebruik.
- Ik kan een formeel briefje schrijven aan een ander.

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent het woord formeel?

Slide 4 - Woordweb

Formeel
- Je schrijft dan een bericht (e-mail, whatsapp, briefje) zoals het      hoort, volgens de regels.
- Beleefd en netjes (u, mevrouw/meneer)



Slide 5 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een formeel bericht?

Gebruik je in officiële situaties, als mensen ouder zijn dan jij of bij mensen die je niet kent of net hebt ontmoet 

Bijvoorbeeld: je baas, je stagebegeleider, je groepscoach

Slide 6 - Tekstslide

In welke situaties schrijf je een formeel bericht?
A
Als ik mijn baas iets wil vragen over het rooster
B
Als ik mijn beste vriend wil vragen om naar buiten te gaan
C
Als ik mijn moeder wil vragen wat we vanavond eten
D
Als ik een coach stuur naar mijn groepscoach

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het woord informeel?

Slide 8 - Woordweb

Informeel
- Je schrijft dan een bericht (e-mail, whatsapp of briefje), dit hoeft niet volgens de regels

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een informeel bericht?

Gebruik je als je met bekenden praat en in dagelijkse situaties


Bijvoorbeeld: Vrienden, familie of klasgenoten

Slide 10 - Tekstslide

In welke situaties schrijf je een informeel bericht?
A
Als ik mijn baas iets wil vragen over het rooster
B
Als ik mijn beste vriend wil vragen om naar buiten te gaan
C
Als ik de groep of thuis wil vragen wat we vanavond eten
D
Als ik een bericht stuur naar mijn ouders

Slide 11 - Quizvraag

Oefenen maar.. 
Bij de volgende opdrachten krijg je telkens een zin te zien. Aan jou de vraag of dit een formele of informele zin is 

Slide 12 - Tekstslide

'Ik mail je straks wel'
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quizvraag

'Mevrouw kunt u mij even helpen?'
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quizvraag

'Ik zou graag willen solliciteren bij uw bedrijf'
A
Formeel
B
Informeel

Slide 15 - Quizvraag

'Kun je me vertellen welke dagen ik op school moet zijn'
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quizvraag

Nog meer oefenen
Bij de volgende opdrachten staan steeds personen. Geef aan of je hier een formeel of informeel bericht naar moet sturen. 

Slide 17 - Tekstslide

Je neefje
A
Formeel
B
Informeel

Slide 18 - Quizvraag

De burgemeester
A
Formeel
B
Informeel

Slide 19 - Quizvraag

Politieagent
A
Formeel
B
Informeel

Slide 20 - Quizvraag

Een volwassene die je niet goed kent
A
Formeel
B
Informeel

Slide 21 - Quizvraag

Een nieuwe klasgenoot
A
Formeel
B
Informeel

Slide 22 - Quizvraag

De conciërge op school
A
Formeel
B
Informeel

Slide 23 - Quizvraag

Je ouders
A
Formeel
B
Informeel

Slide 24 - Quizvraag

Je collega op het werk
A
Formeel
B
Informeel

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag 
Nog even herhalen 

Slide 26 - Tekstslide

Formeel bericht schrijven

- Je gebruikt 'u' 
- Je spreekt iemand aan met mevrouw / meneer

Informeel bericht schrijven

- Je gebruikt 'je' of 'jij' 
- Je spreekt iemand aan met de voornaam

Slide 27 - Tekstslide

Wat moet je doen?
Maken opdrachten die ik uitdeel.
Als je klaar bent, lever je je werk bij mij in.
Ga in stilte iets voor jezelf doen als de timer nog niet is afgelopen! 

timer
15:00

Slide 28 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 29 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 30 - Open vraag