V5 paragraaf 2.7 De opbouw van het laagland

2.7 De opbouw van het laagland
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.7 De opbouw van het laagland

Slide 1 - Tekstslide

Fasen van erosie en sedimentatie

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn sedimenten?
A
Al het gesteente dat op het land is neergelegd.
B
Materiaal dat door water, wind of ijs wordt neergelegd.
C
Veen, zand, klei en basalt.
D
Zand, klei en grind dat in een rivier is neergelegd.

Slide 3 - Quizvraag

In welk deel van de rivier is de stroomsnelheid het hoogst?
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop

Slide 4 - Quizvraag

In het laagland neemt de stroomsnelheid af en daardoor is er veel
A
sedimentatie
B
vorstwerking
C
erosie
D
mechanische verwering

Slide 5 - Quizvraag

Sedimentatie vindt plaats als de stroomsnelheid hoog is.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Welk sediment wordt bij de rode pijl neergelegd?
A
zand
B
klei
C
grind

Slide 7 - Quizvraag

Waar wordt dit sediment neergelegd?
A
Benedenloop
B
Middenloop
C
Bovenloop

Slide 8 - Quizvraag

Waarom worden sedimenten aan de binnenbocht afgezet?
A
De stroomsnelheid is daar hoger.
B
De bocht is daar smal.
C
De stroomsnelheid is daar lager.
D
De bocht is daar breed.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Sedimentatie - Overstromingsvlakte
Benedenloop: vlak -> rivier gaat langzamer stromen
-> Sedimenten worden afgezet/bezinken

  • In rivierbedding: grind
  • Oever: zand
  • Achter de oever: klei

-> ontstaan waterpaslandschap

Slide 11 - Tekstslide

Waardoor zijn de overstromingsvlakten in Nederland kleiner geworden?

Slide 12 - Open vraag

Door welk proces ontstaat een delta?
A
Sedimentatie
B
endogeen proces
C
erosie

Slide 13 - Quizvraag

Een delta vormt zich
als een rivier uitmondt in
A
een zee met een zwakke stroming
B
een zee met sterke stroming

Slide 14 - Quizvraag

Bij welke rivier bevindt zich geen delta?
A
Mississippi
B
Rhone
C
Amazone
D
Nijl

Slide 15 - Quizvraag

Welke rivier mondt hier uit in een estuarium?
A
de Maas
B
de Waal
C
de Schelde
D
de Lek

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een estuarium?
A
sterke kuststroom
B
land opbouw
C
eroderende werking
D
groot verschil tussen eb en vloed

Slide 17 - Quizvraag


A
Delta
B
Estuarium

Slide 18 - Quizvraag

Waar in het estuarium is het verschil tussen eb en vloed het grootst?
A
A
B
B
A
A
B
B

Slide 19 - Quizvraag



Delta:
  • stroomsnelheid rivier stopt (door zee)
  • Al het sediment zakt naar de bodem
  • door ophoping ontstaat nieuw land
Estuarium:
  • Hoge stroomsnelheid langs kust, sediment wordt meegenomen

of

  • bij vloed dringt zeewater de rivier in

Slide 20 - Tekstslide

Door de druk en hoge temperatuur van losse sedimenten ontstaan sedimentgesteenten.

A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn 2 kenmerken van sedimentgesteenten?
A
ontstaan uit magma
B
bovenste laag is ouder
C
gelaagdheid
D
fossielen

Slide 22 - Quizvraag

Welk gesteente is géén sedimentgesteente?
A
Zandsteen
B
Kalksteen
C
Schaliel
D
Graniet

Slide 23 - Quizvraag

Sedimentgesteente is ontstaan......
A
in ondiepe zee en riviervlakten
B
midden in de oceanen
C
in de middenloop van een rivier

Slide 24 - Quizvraag

Welke combinatie van sedimentgesteente is niet juist?
A
Grind --> zandsteen
B
Schelpen --> Kalksteen
C
Klei--> schalie
D
Veen --> Bruinkool

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
erosie - verwering - sedimentatie
B
verwering - erosie - sedimentatie
C
verwering - sedimentatie -erosie
D
sedimentatie - erosie - verwering

Slide 26 - Quizvraag