5H herh. Ecologie

Herhalen Ecologie
Deze les: 
- Bespreken D-toets H9 + 2.2 - 2.4
- Basiskennis Ecologie Quiz
- Uitleg + vragen: NPP/BPP, Koolstof - en Stikstofkringloop, Eutrofiëring, Successie, Populatiegrootte bepalen
- Voorbereiden SE: D-toets/ Examenbundel 



1 / 58
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Herhalen Ecologie
Deze les: 
- Bespreken D-toets H9 + 2.2 - 2.4
- Basiskennis Ecologie Quiz
- Uitleg + vragen: NPP/BPP, Koolstof - en Stikstofkringloop, Eutrofiëring, Successie, Populatiegrootte bepalen
- Voorbereiden SE: D-toets/ Examenbundel 



Slide 1 - Tekstslide

Welke groep hoort bij nummer 1?
A
Reducenten
B
Afvaleters
C
Producenten
D
Consumenten

Slide 2 - Quizvraag

Welke rol spelen consumenten in een voedselkringloop?
A
Nemen mineralen op en maken organische stoffen
B
Zetten organische stoffen om in andere organische stoffen
C
Breken organische stoffen af tot mineralen
D
Nemen organische stoffen op en maken anorganische stoffen

Slide 3 - Quizvraag

Welke groep organismen vormt een populatie?
A
De planteneters op Ameland
B
De bomen in een park
C
De edelherten in de Oostvaardersplassen
D
De kruidachtige planten in een wegberm

Slide 4 - Quizvraag

De eekhoorn ondervindt veel invloeden, hoeveel abiotische invloeden tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Je spreekt van een plaag als..
A
de meerderheid van de mens last van een soort ervaart
B
de populatiegrootte een bepaalde grens overschrijdt
C
populatiegrootte zo is dat 't ecosysteem het niet kan dragen

Slide 6 - Quizvraag

Welk proces is een assimilatieproces?
A
het maken van aminozuren uit eiwitten
B
het maken van koolstofdioxide uit koolhydraten
C
het maken van zetmeel uit glucose
D
het maken van glucose uit glycogeen

Slide 7 - Quizvraag

Welk(e) element(en) bevatten alle organische stoffen?
A
C
B
C en H
C
C, H en O
D
C en O

Slide 8 - Quizvraag

Zuurstof, fosfaat, water, koolstofdioxide en nitraat zijn..
A
anorganische stoffen
B
organische stoffen

Slide 9 - Quizvraag

Homo sapiens sapiens en
Homo sapiens neanderthalis
zijn twee verschillende soorten.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Alle levende organismen in een bepaald gebied vormen samen een populatie.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

Bij commensalisme hebben beide soorten voordeel van de samenleving.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Soorten met dezelfde habitat leven in hetzelfde gebied.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Een mens is een voorbeeld van een abiotische factor.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

In een voedselketen staat de pijl in de richting van een predator.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Een voedselweb kan met schimmels beginnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Een kreeft die gebruik maakt van een leeg slakkenhuis van een wulk is een voorbeeld van commensalisme.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Schimmels zijn altijd parasieten.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Twee hondenrassen hebben dezelfde wetenschappelijke naam.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Primaire productie
De hoeveelheid organische stoffen (g/opp/jaar) die producenten maken. 

BPP – dissimilatie = NPP

NPP van producenten wordt biomassa en is als energie beschikbaar voor de hogere trofische niveau's (consumenten). 


Slide 20 - Tekstslide

Elke stap omhoog in het trofisch niveau gaat energie verloren, waarom?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Eten van energierijk plantaardig voedsel

Dissimilatie door dieren

Afbreken van dode dieren door schimmels en bacteriën
Vorming van fossiele brandstoffen

Dissimilatie door schimmels en bacteriën

Fotosynthese

(Voortgezette) assimilatie door planten

Verbranding van fossiele brandstoffen

Afbreken van dode planten door schimmels en bacteriën
Sleep de nummers naar de juiste zin in de tabel:
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Slide 24 - Sleepvraag

BINAS 93G

Slide 25 - Tekstslide

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Andere routes
'Verstorende' routes zonder zuurstof:
- NO3- > N2 (g) denitrificatie door denitrificerende bacterie
N2 komt in de atmosfeer en verdwijnt uit de bodem of het water

-N2 (g) --> NH4+
N2 (g) kan gebonden worden door knolletjesbacterie en stikstofbindende bacterie.
Planten kunnen deze NH4+ dan weer gebruiken.


Slide 28 - Tekstslide

Stikstof (N2) Is een stof die niet reageert met andere stoffen. Een plant of dier heeft er dan ook niets aan. N2 blijft N2.
Alleen met geweld (bliksem, hitte in een motor) bindt N2 aan zuurstof. 
Of door sommige bacteriën bindt N2 aan waterstof. 
Ammoniak (NH3) en ammonium (NH4+) zijn eigenlijk twee toestanden van dezelfde stof. 
Als ammoniak oplost, pikt het een H+ van water zodat NH4+ ontstaat. Als ammonium de lucht in gaat, wordt het weer NH3. 
Nitriet bestaat maar heel kort in de natuur, omdat de reactie tot nitraat heel snel gaat. Dat is goed, want nitriet is giftig.
Deze NH3 zit binnenin een plant. Het wordt meteen gebruikt door de plant om er N-bevattende organische stoffen van te maken. Deze NH3 komt dus niet in de grond terecht. De andere NH3 wel.
Stikstofassimilatie is gewoon assmilatie met stikstof. Assimilatie = opbouw van grotere moleculen uit kleinere moleculen. Dus bv. opbouw van aminozuren uit nitraat (en glucose)
Besteed even een paar minuutjes aan het doornemen van de stikstofkringloop in je eigen BINAS 93F . 
De meeste onduidelijkheden vind je hiernaast toegelicht.

Hoe kan er 'N' verdwijnen uit de bodem?
anaeroob proces, verloopt allean als er geen zuurstof is
anaeroob proces, verloopt allean als er geen zuurstof is
aeroob proces, verloopt allean als er wel zuurstof is
aeroob proces, verloopt allean als er wel zuurstof is

Slide 29 - Tekstslide

Hoe kan 'N' verdwijnen uit eenvoudige stikstofkringloop?
A
planten nemen het op
B
vervluchtiging en denitrificatie
C
omzetting in nitriet en nitraat

Slide 30 - Quizvraag

Welke N-rijke stof zit er in urine van koeien?
A
ammoniak
B
nitriet
C
nitraat
D
ureum

Slide 31 - Quizvraag

Welke N-rijke stof zit er in koeienpoep?
A
ureum
B
nitraat
C
eiwit

Slide 32 - Quizvraag

Waarom groeien planten beter door bemesting met koeienmest?

Slide 33 - Open vraag

Sommige planten hebben bij hun wortels knolletjes met stikstofbindende bacterie die N2 uit de lucht omzetten in ammonium NH4+
  • definitie monocultuur kennen
  • voor- en nadelen van monoculturen kunnen noemen

Slide 34 - Tekstslide

Bijzondere route
Knolletjesbacteriën (en een paar andere bacteriën) kunnen N2 (g) omzetten in NH3.

Stikstof die eerst níet te gebruiken was voor de plant, is nu wél te gebruiken. Oftewel:
De bodem wordt voedselrijker.

Dit is 'Groenbemesten'.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is groenbemesting?
A
Kunstmest strooien op het land
B
Natuurlijke mest strooien op het land
C
Bemesten door middel van knolletjesbacterien
D
Bemesten met groene planten

Slide 36 - Quizvraag

Groenbemesting
Bij groenbemesting wordt klaver op stikstofarme grond geteeld, waarna deze omgeploegd wordt. Klaver leeft in symbiose met stikstofbindende bacteriën, waardoor extra stikstof in de bodem komt. Door om te ploegen, blijft de stikstof beschikbaar voor nieuwe planten. 

Als planten geoogst worden, wordt de stikstof die als eiwitten aanwezig zijn in de plant onttrokken aan de bodem. De kringloop wordt onderbroken.

Slide 37 - Tekstslide

Hoe werkt groenbemesting?

Slide 38 - Tekstslide

Land bemesten via groenbemesting heeft een aantal stappen, zet in de juiste volgorde
1. boer spit de planten met knolletjesbacterie onder
2. knolletjesbacterie bindt N2 uit de lucht en maakt NH4+ (ammonificatie)
3. bacterie in bodem maakt nitraat
4. gewas kan goed groeien door opname van nitraat
A
1-2-3-4
B
3-4-1-2
C
2-1-3-4

Slide 39 - Quizvraag

veel mensen halen in de herfst bladeren uit hun tuin. Wat voor een effect heeft dit op de stikstofkringloop?

Slide 40 - Tekstslide

Welk effect heeft het weghalen van de bladeren voor de stikstofkringloop?

Slide 41 - Open vraag

Eutrofiëring

Slide 42 - Tekstslide

Bepalen populatiegrootte
De grootte van een populatie wordt weergegeven als populatiedichtheid (= het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte-eenheid of volume-eenheid)

Manieren om de populatiegrootte te bepalen:
  • kwadrantmethode: tellen van aantallen in een 1m2 en dan omrekenen voor het gehele gebied
  • merken en terugvangen (zie de volgende uitlegvideo)

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Stel dat je in een gebied 10 muizen vangt en merkt. Een maand later vang je 10 muizen, waarvan er twee zijn gemerkt. Hoe groot is de populatie muizen in dit gebied?

Slide 45 - Open vraag

Successie
  • Successie is het opeen volgen van planten en dieren
  • Bij successie veranderen de omstandigheden hier door kunnen er nieuwe planten en dieren in het systeem komen
  • Zo kan in de loop van de tijd een kaal duin veranderen in een bos

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Successie

Slide 48 - Tekstslide

Wat kan een voorbeeld zijn van successie? Welke opeenvolging past bij successie?
A
heide -> zand -> bos
B
bos -> moeras -> plas
C
strand -> duinen -> bos
D
steppe -> kale grond -> regenwoud

Slide 49 - Quizvraag

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 50 - Quizvraag

Het beginstadium van successie heet
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 51 - Quizvraag

Slide 52 - Tekstslide

Noem 3 verschillen tussen pionierstadium en climaxstadium

Slide 53 - Open vraag

accumulatie
= ophoping van schadelijk niet goed afbreekbare (=persistente) stoffen

Slide 54 - Tekstslide

Accumulatie is ...
A
.. het ophopen van gifstoffen in het milieu
B
.. het afbreken van gifstoffen door het milieu
C
.. het afbreken van gifstoffen door een ziekteverwekker
D
.. het ophopen van gifstoffen in organismen

Slide 55 - Quizvraag

Accumulatie komt vooral voor bij prooidieren
A
juist
B
onjuist

Slide 56 - Quizvraag

Bij welk niveau is de accumulatie het grootste probleem?
A
producent
B
consument 1ste orde
C
consument 2de orde
D
consument 3de orde

Slide 57 - Quizvraag

Voorbereiden SE
- Bestudeer leerdoelen en begrippen
- Oefenen Examenbundel H3, H4, H5, H6, H8, H9
- Maken D-toets H7, H8 en H10

Slide 58 - Tekstslide