3tna 22/5 Thema B §2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Thema B Leefwereld

§2 Duurzame dilemma's

Welkom 3TN!

• Open je boek op blz. 132 (basis) of blz. 137 (kader).
•  Log alvast in op LessonUp.
• Maak de startvraag.

Doe de voetafdruktest van WWF. Maak een screenshot van je resultaat, deze heb je later nodig!

Klaar? Lees de theorie van paragraaf 2.

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag

P L A N N I N G

Thema B - Leefwereld

1. Thema B Leefwereld.

2. Lesdoelen.

3. Uitleg/ oefenen.

4. Zelfstandig werken.

5. Afsluiting in Lessonup.

• Je kunt je mening geven (en reageren op andere meningen).
• Je kunt argumenten en tegenargumenten formuleren.
• Je kunt meningen en argumenten herkennen in een tekst.

Lesdoelen

Wereldmilieudag

Kleine acties, grote impact

Waarom?

De wereld waarin we leven, verandert continu. Een belangrijk thema binnen onze leefwereld is het klimaat. Het klimaat verandert en daarmee ook de wereld waarin we leven. Steeds meer mensen zijn bezorgd over deze klimaatveranderingen en willen dus aanpassingen maken in hun dagelijks leven.

Je gaat in het thema Leefwereld aan de slag met verschillende bronnen om uiteindelijk een mening te vormen over dit thema. Het hebben van een mening met argumenten gaat je helpen bij de eindopdracht van dit thema: 
een klachtenbrief/ -mail schrijven voor een cijfer.

Hierna komen twee afbeeldingen van afval in het milieu.

Bespreek met de leerlingen wat ze hier zien en wat het met ze doet

Bespreek met de leerlingen wat ze hier zien en wat het met ze doet

Feit, mening

en argument

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:

• Het Nederlands Openluchtmuseum is een museum in Arnhem.
• In Amsterdam wonen mensen van 110 verschillende nationaliteiten.

Feit, mening

en argument

Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je vaak (maar niet altijd) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook en dus en aan formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten.

Feit, mening

en argument

Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten. Een argument herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:

- Er moeten verkeersdrempels in deze straat komen (mening), want er wordt hier veel te snel gereden (argument).

Mick zou op basketbal moeten gaan (mening); daar is hij met zijn lengte van ruim twee meter namelijk erg geschikt voor (argument 1). Bovendien is hij erg handig met een bal (argument 2).

Feit, mening of argument?

zin 1. ...............

zin 2. ................

zin 3. .................. 

x

x

x

feit

mening

argument

'Iedereen moet vanaf 2050 in een elektrische auto rijden.'

Noteer jouw mening, een argument en een tegenargument bij jouw mening.

Stellingen

• Je krijgt een aantal dilemma´s te zien Maak een keuze en geef steeds een argument waarom je deze keuze maakt. 
• Je hebt steeds 2 minuten per dilemma.

Lesdoelen

Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.

..
.

Als  je moet kiezen, wat kies jij dan? 

Schrijf het antwoord in je schrift en formuleer een argument (waarom ben je het eens of oneens)?

Dilemma!

1. Nooit meer vliegen.
2. Nooit meer vlees eten.

..
.

Iedereen op de wereld zou minimaal één dag 

per week vegetarisch moeten eten!

Schrijf het antwoord in je schrift en formuleer een argument (waarom ben je het eens of oneens)?

Stelling

1. EENS
2. ONEENS

..
.

Lantaarnpalen moeten ’s nachts uit worden gezet!

Schrijf het antwoord in je schrift en formuleer een argument (waarom ben je het eens of oneens)?

Stelling

1. EENS
2. ONEENS

..
.

Mijn voetafdruk (startvraag) is acceptabel.

Schrijf het antwoord in je schrift en formuleer een argument (waarom ben je het eens of oneens)?

Stelling

1. EENS
2. ONEENS

Wereldmilieudag

Kleine acties, grote impact

Aan de slag!

WAT? Basis: Opdracht 1 t/m 3 op blz. 132-135.

            Kader: Opdracht  1 t/m 3 op blz. 137-139. K

HOE? Noteer de antwoorden in je schrift. Gebruik oordopjes.

HULP? 4B's en de LessonUp.

TIJD? Vijftien minuten.

KLAAR? Lees het groene stukje theorie van paragraaf 3.

• Je kunt je mening geven (en reageren op andere meningen).
• Je kunt argumenten en tegenargumenten formuleren.
• Je kunt meningen en argumenten herkennen in een tekst.

Lesdoelen