Pincode paragraaf 2.3: Waarom zou je lenen?

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2.3: Waarom zou je lenen?

Slide 2 - Tekstslide

Heb jij wel eens geld geleend van iemand? Zo ja, van wie en waarvoor?

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen
In deze les leer je:

  • wat lenen betekent.
  • welke redenen je kunt hebben om geld te lenen.
  • hoe je de kosten van een lening kan berekenen.
  • hoe je een percentage kan berekenen.
  • hoe je de rente kan berekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Lenen
Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van een ander is.

Redenen om geld te lenen:
  • Je wilt nu al iets duurs kopen maar je hebt er het geld niet voor. Je wilt niet wachten en leent daarom geld om het nu te kopen.
  • Je hebt onverwacht dringend geld nodig. Bijvoorbeeld omdat je de reparatie van je telefoon moet betalen.

Slide 5 - Tekstslide

Bedenk een voordeel van geld lenen.

Slide 6 - Open vraag

Bedenk een nadeel van geld lenen.

Slide 7 - Open vraag

Hoeveel procent van de jongeren heeft nooit schulden?

Slide 8 - Open vraag

Lenen bij een bank
Een lening bij de bank betaal je terug met een vast bedrag per maand. Dat is een maandtermijn.

De maandtermijn bestaat uit twee delen:
  • Een deel voor het terugbetalen van het geleende geld. Dat heet aflossen.
  • Een extra bedrag voor rente. De rente bij een lening is een vergoeding aan de bank, omdat je hun geld mag gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noem je het extra bedrag dat je moet betalen voor een lening bij de bank?

Slide 10 - Open vraag

Minderjarig/meerderjarig
  • Minderjarig => tot 18 jaar

  •  Meerderjarig => vanaf 18 jaar

Slide 11 - Tekstslide

Vanaf welke leeftijd mag je geld lenen van een bank?
A
Vanaf 16 jaar
B
Vanaf 18 jaar
C
Vanaf 21 jaar
D
Alle leeftijden, als je het geleende geld maar terugbetaalt.

Slide 12 - Quizvraag

Bedenk een reden waarom je meerderjarig moet zijn om te mogen lenen bij een bank.

Slide 13 - Open vraag

Bij een bank heb je een lening van € 500 afgesloten. De maandtermijn is € 85. Leg uit dat de aflossing minder is dan € 85 per maand.

Slide 14 - Open vraag

Je sluit een lening af van € 6.000. Hoeveel is de maandtermijn die je gaat betalen als je in twaalf maanden aflost?
A
€ 100
B
€ 300
C
€ 500
D
€ 600

Slide 15 - Quizvraag

“Geld lenen kost geld” betekent dat ....

Slide 16 - Open vraag

Carmen leent € 1.500 om een scooter te kunnen kopen. Zij betaalt 9% rente per jaar.
Welk bedrag is zij jaarlijks kwijt aan rente?

Slide 17 - Open vraag

Rentepercentage berekenen
Rentepercentage = rentebedrag ÷ geleend bedrag × 100

Voorbeeld
Je leent € 200 en betaalt € 25 rente. Hoeveel procent is de rente van het geleende bedrag?

De som is:
€ 25 = …% van € 200
Berekening:
25 ÷ 200 × 100 = 12,5%

Slide 18 - Tekstslide

Je leent € 200. In totaal betaal je € 215 terug voor deze lening. Welk bedrag heb je aan rente betaald voor deze lening?
A
€ 200
B
€ 215
C
€ 15
D
€ 415

Slide 19 - Quizvraag

Kader
De leerlingen met Kaderniveau maken ook de volgende opdrachten. 

Slide 20 - Tekstslide

Een kennis van je leent geld voor de aanschaf van een tweedehands auto. Naar verwachting gaat die auto nog ongeveer vijf jaar mee. Wat is verstandig? De lening aflossen in
A
minder dan 5 jaar
B
precies 5 jaar
C
meer dan 5 jaar

Slide 21 - Quizvraag

Wat heb jij vandaag geleerd? Schrijf zo veel mogelijk dingen op!

Slide 22 - Open vraag

Wat vond je lastig? Schrijf dit onderwerp op! Dan gaan we het hier de volgende les nog even over hebben!

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag!
- Maak nu paragraaf 2.3 in het werkboek op blz. 66 t/m 70 (Kader  maakt ook blz. 71)
- Maak foto's van je gemaakte werk en lever dit in via classroom

Klaar => maak een keuze
- Herhalingsopdrachten (paragraaf 2.3 op blz. 86)
- Plusopdrachten (paragraaf 2.3 op blz. 89)



Slide 24 - Tekstslide