KuBv 17de eeuw dans en theater hfst 6

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Aristoteles
Eenheid van tijd, plaats en handeling

Opbouw in 5 bedrijven en een rei

Opbouw in tragedie: introductie, conflict, climax, ommekeer, afwikkeling

Slide 6 - Tekstslide

REI
Koor van personages dat tussen de bedrijven of scènes door optreedt. De rei heeft een reflecterende en commentariërende functie.

Functies van de rei:
Commentaar geven op de gebeurtenissen in het stuk.
Morele of filosofische reflectie bieden op het gedrag van de hoofdpersonen.
Soms het publiek aanspreken of waarschuwen.
De overgang tussen scènes markeren en het ritme van het stuk structureren.
De rei is een overblijfsel van het Griekse koor uit de klassieke oudheid, dat later in renaissancistische en classicistische toneeltradities – zoals in de 17de eeuw – opnieuw werd geïntroduceerd

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat deed men in de Rederijkerskamers?

A
Leerlingen leerden daar schilderen van de meester
B
Muziek maken, toneelstukken schrijven, discussiëren, enz.
C
Dat was een soort Tweede Kamer van de Gouden Eeuw
D
Daar maakten ze één van de eerste kranten uit die tijd

Slide 13 - Quizvraag

Rederijkers
  • Groep tekstliefhebbers​
  • Culturele elite​
  • Musiceren, dichten, schrijven, converseren​
  • Normen en waarden voor goede literatuur en kunst (retorica)​
  • Privé, daarna met publiek!​
  • Verdeeld over verschillende steden: concurrentie​






Slide 14 - Tekstslide

Wat is een tableaux vivant?
A
een vrolijke voorstelling
B
een feestelijke optocht
C
een allegorisch toneelstuk
D
een levend schilderij

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Welke genres bestaan er in het theater?
A
Opera
B
Tragedie
C
Klucht
D
komedie

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een klucht?
A
tragisch toneel
B
komisch toneel
C
toneelstuk over het dagelijks leven
D
toneelstuk over regenten

Slide 19 - Quizvraag

Opbouw voorstelling
Avondvullend programma:​

Hoofdspel (vaak een tragedie, soms een blijspel)​
Tussendans​
Blijspel of klucht


Slide 20 - Tekstslide

Centraal in een klucht staat
A
moralisme
B
calvinisme
C
waarschuwing
D
publieksvermaak

Slide 21 - Quizvraag

Klucht
  • Volks karakter (volkse leven)​
  • Dronkenschap, lust, overspel, goedgelovigheid​
  • Ter lering en vermaak, moraal van het verhaal​
  • Vermaak publiek: list, leugens en bedrog​
  • Komisch effect: publiek weet meer dan personages​
  • Na een tragedie: gemoed verlichten





Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat kenmerkt een spektakelstuk NIET?
A
kunst- en vliegwerk
B
gruwelijkheden
C
klassieke theaterwetten
D
'het zeggen gaat voor het zien'

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Wat hoort NIET bij de toneelwetten van Aristoteles?
A
Eenheid van tijd en plaats
B
Eenheid van handeling
C
Opbouw in vijf bedrijven met rei
D
Eenheid van tekst

Slide 26 - Quizvraag

Aristoteles
Eenheid van tijd, plaats en handeling

Opbouw in 5 bedrijven en een rei

Opbouw in tragedie: introductie, conflict, climax, ommekeer, afwikkeling

Slide 27 - Tekstslide

Begrippen
  • rederijkers
  • tableau vivant
  • tragedie
  • komedie
  • klucht
  • spektakelstuk
  • Wetten van Aristoteles
  • zelf aanvullen!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide