GAN 18/05 Evelina

Correctie huistaak
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Correctie huistaak

Slide 1 - Tekstslide

Woorden met au
Miauwen= geluid die poezen maken
Snauwen= kort, bits toespreken
Lauw= tussen warm en koud
Rauw= niet gebakken
Dauw= druppeltjes op blaadjes vroeg in de ochtend
Pauw= mooie vogel met veel kleuren
Flauw= stom, kinderachtig
Applaus= klappen in de handen
Paus= hoofd Rooms - katholieke kerk
Augustus= negende maand van het kalenderjaar
Grauw= niet proper, wat vuil van het stof
Pauzeren= pauze nemen, bv. speeltijd
Blauw


Slide 2 - Tekstslide

wenkbrauw

Slide 3 - Tekstslide

            pauw

Slide 4 - Tekstslide

paus (hoofd Rooms - Katholieke kerk)

Slide 5 - Tekstslide

Alfabetisch ranschikken

 Regel?
STAP 1: Ik duid de eerste letter van het woord aan
STAP 2: Ik rangschik alfabetisch (woord eerste letter uit het alfabet schrijf ik eerst op)
STAP 3: Dezelfde letter? Kijk naar de volgende letter!

 Enkele voorbeelden:
auto - augustus - pauze
gauw - nauw - pauw

Slide 6 - Tekstslide

Juiste vorm van het au - woord
Werkwoord: stam - stam + t (hij,zij,jij,u)
Bijvoeglijk naamwoord: + e (bv. flauwe grappen)
Meervoud: + en (bv. een paus - twee pauzen)
Samenstelling: woord die bestaat, nog een woord die bestaat - samen een nieuw woord die bestaat, bv. ochtenddauw

Slide 7 - Tekstslide

Au(w) of ou(w)
Gauw= snel
Pauze= even niets doen
Auto= voertuig
Kauwen= bijten
Hout= takken van bomen
Mevrouw= volwassen meisje
Oude= omgekeerde van jong
Onthouden= denken aan
Ouders= mama en papa
Jou= 'je' aanwijzen
Zou= 'zal' toekomst

Slide 8 - Tekstslide

schouder

Slide 9 - Tekstslide

goud

Slide 10 - Tekstslide

zout

Slide 11 - Tekstslide

Stam en persoonsvorm t.t.
Stam= ik - vorm
Stam + t= jij/hij/zij/u
....... + je= geen t!
Stam op d= - en, bv. bevrijd
Infinitief= wij - vorm

Slide 12 - Tekstslide

Maandag 18/05

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Afleidingen
+ ste= meest (++), bv. oudste dochter
Vergelijken: + er, bv. ik ben jonger dan ...
Ng of nk? 
Ik hoor [ngk], ik schrijf [nk]
Ik hoor [ng], ik schrijf [ng]


Slide 15 - Tekstslide

Dinsdag 19/05

Slide 16 - Tekstslide

Verkleinwoorden
+ je, bv. huis + je= huisje
! Wondje, bandje, ...
+ tje, bv. vuur + tje= vuurtje
+ pje: woord eindigt op 'm'
bv. boom + pje= boompje
+ tje
+ etje na 'ng' of korte klank
bv. koning + etje= koningetje
Let op voor uitzonderingen: glas - glaasje, schip - scheepje , foto - fotootje (klinker einde woord)

Slide 17 - Tekstslide

Woensdag 20/05

Slide 18 - Tekstslide

Meervoud - samenstelling
STAP 1: maak het meervoud 
Bv. 1 noot - 2 noten (denk aan de regel lange/korte klank)
STAP 2: maak een samenstelling. Kleef de woordjes aan elkaar.
Samenstelling= woord die bestaat, nog een woordje die bestaat --> nieuw woord die bestaat
Bv. boek + kast --> boeken + kasten= boekenkasten

Slide 19 - Tekstslide

Donderdag 21/05

Slide 20 - Tekstslide

Achtervoegsels ig/ige
Regel
Ik hoor [ug/uge], ik schrijf 'ig(e)'
Gebruik ig/ige
Ige= woordje die er na komt in meervoud, bv. ongeduldige clowns
Ig= enkelvoud

Slide 21 - Tekstslide

Vrijdag 22/05

Slide 22 - Tekstslide

Achtervoegsels (e)lijk(e)
Gebruik lijk/elijk 
- Als bijwoord: staat bij werkwoord, bv. gevaarlijk rijden
- Als bijvoeglijk naamwoord: staat bij zelfstandig naamwoord, bv. gevaarlijke bergpaden
Leg op: open/gesloten 
Hoop - hopelijk

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide