3T Economie par. 3.1

Redenen om te sparen
1 / 22
volgende
Slide 1: Woordweb
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Redenen om te sparen

Slide 1 - Woordweb

Rente
Enkelvoudige rente  <--------------> Samengestelde rente 
( meestal ) bij lenen                                 ( meestal ) bij sparen         
rente over een vast bedrag                       rente op rente               
rente elk jaar ( periode ) afgerekend                                                             

Slide 2 - Tekstslide

Stop Motion
Enkelvoudige of samengestelde rente?

Hoe groot is het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde rente?

Slide 3 - Tekstslide

samengestelde rente
jaar 1: € 2,- x 1,10 = € 2,20
jaar 2: € 2,20 x 1,10 = € 2,42



Slide 4 - Tekstslide

Richard heeft € 4.000,- op zijn spaarrekening staan en de rente is 5%.
Hoeveel staat er op zijn spaarrekening na 4 jaar?
A
€ 4.600
B
€ 4.631
C
€ 4.800
D
€ 4.862

Slide 5 - Quizvraag

samengestelde rente
4.000 x 1,05 = 4.200
4.200 x 1,05 = 4.410
4.410 x 1,05 = 4.630,50
4.630,50 x 1,05 = 4.862,03

Slide 6 - Tekstslide

Richard heeft € 4.000,- op zijn spaarrekening staan en de rente is 5%.
Hoeveel staat er op zijn spaarrekening na 34 jaar?
Heb je zin om dit uit te rekenen?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

samengestelde rente
4.000 x 1,05 = 4.200
4.200 x 1,05 = 4.410
4.410 x 1,05 = 4.630,50
4.630,50 x 1,05 = 4.862,03

4.000 x ( 1,05 ) ^ 4 = 4.862,03

Slide 8 - Tekstslide

samengestelde rente
Eindbedrag = 4.000 x (1,05)^4 = 4.862,03

Eindbedrag = 4.000 x (1,05)^34 = 21.013,39

Formule 
E = B x (1+p)^t

Slide 9 - Tekstslide

samengestelde rente
jaar 1: € 2,- x 1,10 = € 2,20
jaar 2: € 2,20 x 1,10 = € 2,42

Eindbedrag = 2 x (1,10)^2 = 2,42

Formule 
E = B x (1+p)^t

Slide 10 - Tekstslide

939,39
904,50
867,61
886,74
€ 700, 8jr, 3%
€ 750, 2,5jr, 6%
€ 800, 3jr, 5,5%

Slide 11 - Sleepvraag

Hw.
Voor volgende les:
Par. 3.1 opgaven 3

Voor nu:
Par. 3.1 opgaven 1, 2, 4, 5, 6

Slide 12 - Tekstslide

Par. 3.1 opgave 3a
A
500 x 0,10 x 5
B
500 x 0,10 x 5 + 500
C
500 x ( 1,10 ) ^ 5
D
500 x ( 1,10 ) ^ 5 - 500

Slide 13 - Quizvraag

Par. 3.1 opgave 3b
A
1127 - 8 x 0,10 x 1127
B
1127 / ( 1,10 ) ^ 8

Slide 14 - Quizvraag

Par. 3.1 opgave 3c
A
500 x 0,04 x 8
B
500 x 0,04 x 8 + 500
C
500 x ( 1,04 ) ^ 8
D
500 x ( 1,04 ) ^ 8 - 500

Slide 15 - Quizvraag

Verzekering

Slide 16 - Woordweb

Verzekering diefstal telefoon. 30 leerlingen in de klas, kans op gestolen telefoon is 10%, verlies € 400,-.
Welke premie zou de leraar minimaal moeten vragen?
( geen euro teken, komma's of decimalen, dus bijv. 50 )

Slide 17 - Open vraag

Aantal gestolen telefoons = 10% x 30 = 3
Totale schade = 3 x 400 = 1.200
Premie = 1.200 / 30 = € 40,-

Slide 18 - Tekstslide

Zou jij de verzekering tegen diefstal telefoon nemen voor € 40,-?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Verzekeren
Vrijwillig:
Je kan zelf beslissen of je de verzekering neemt of niet. Gebaseerd op de kans op schade, grootte van de schade en de premie                                                                                                          
Verplicht:
Bijv. basis zorgverzekering en WA autoverzekering (schade aan anderen)

Slide 20 - Tekstslide

Verzekeren
Schadeverzekering <-------------> Levensverzekering

Schadeverzekering, bijv. - brand, diefstal, zorg

Levensverzekering, bijv.. - bij overlijden voor nabestaanden
- bij leven als aanvulling op pensioen

Slide 21 - Tekstslide

Hw.
Voor volgende les:
Par. 3.1 opgave 9 

Voor nu:
Par. 3.1 opgaven 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10

Slide 22 - Tekstslide