Begin de zin altijd met het woord met de hoofdletter!
Alle woorden in de voorbeeldzin moet jij ook gebruiken.
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Grammatica, woordvolgorde
Kijk eerst de video, maak daarna de opdrachten.
Begin de zin altijd met het woord met de hoofdletter!
Alle woorden in de voorbeeldzin moet jij ook gebruiken.
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Het voorbeeld
heb – drie weken geleden – Ik – gekocht – een paar schoenen
Ik heb drie weken geleden een paar schoenen gekocht.
Slide 3 - Tekstslide
thuis – Ik – heb – uitgepakt – de schoenen
Slide 4 - Open vraag
Ik – kleurverschil – zag – tussen beide schoenen
Slide 5 - Open vraag
teruggegaan – naar de winkel – de volgende dag – Ik – ben
Slide 6 - Open vraag
graag – Ik – ruilen – wilde – de schoenen
Slide 7 - Open vraag
De schoenen – afgeprijsd – waren
Slide 8 - Open vraag
daarom – Ik – niet – ruilen – kon – ze
Slide 9 - Open vraag
kreeg – ook – Ik – geen – geld – terug
Slide 10 - Open vraag
nu – Ik – moet – lopen – met – twee verschillende schoenen
Slide 11 - Open vraag
komen
niet naar de les
donderdag
kunnen
Wij
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Tekst
Tekst
Tekst
zonder inversie
1
2
3
4
5
met de auto
de man
gaat
naar huis
straks
Slide 20 - Sleepvraag
Tekst
Tekst
Tekst
met inversie
begin met 'naar Spanje'
1
2
3
4
5
met de bus
mijn tante
wil
naar Spanje
volgende week
Slide 21 - Sleepvraag
Tekst
Tekst
Tekst
Met inversie, begin met vandaag
1
2
3
4
5
opruimen
ik
zal
mijn spullen
Straks
Slide 22 - Sleepvraag
Tekst
Tekst
Tekst
zonder inversie
1
2
3
4
5
naar de winkel
mijn moeder
gaat
op de fiets
vandaag
Slide 23 - Sleepvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Ik werk graag op een school omdat ik het lesgeven heel leuk vind.
Schrijf twee persoonsvormen en twee onderwerpen op
Slide 30 - Open vraag
Ik werk graag op een school
Onderwerp - persoonsvorm
ik - werk
naast elkaar
Slide 31 - Tekstslide
Ik vind lesgeven heel leuk
onderwerp - persoonsvorm
ik - vind
naast elkaar
Slide 32 - Tekstslide
omdat ik het lesgeven heel leuk vind.
onderwerp - persoonsvorm
ik - vind
ze staan niet naast elkaar
Slide 33 - Tekstslide
Geef antwoord in 1 zin: Welk werk vind je vervelend om te doen. Waarom?
Slide 34 - Open vraag
Geef antwoord in 1 zin: Wil je graag 's avonds werken? Waarom wel/niet?
Slide 35 - Open vraag
Voegwoorden
'Omdat' is een voegwoord.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen (of woorden) 'aan elkaar voegen'. Met voegwoorden wordt het verband tussen (de inhoud van de) zinnen duidelijk.
Sommige voegwoorden veranderen de volgorde van de persoonsvorm en het onderwerp in een zin.
Slide 36 - Tekstslide
Jasper is erg moe, .................. hij gisteren tot middernacht heeft gegamed.
Slide 37 - Open vraag
Jasper is erg moe, .................. hij heeft gisteren tot laat gegamed.
Slide 38 - Open vraag
Voegwoorden van tijd
Een voorbeeld van een verband in een tekst is tijd. Door een voegwoord van tijd weet jij wanneer iets is gebeurd. Dat kan precies, maar dat kan ook niet precies.
Dit zijn voorbeelden van voegwoorden van tijd:
Toen, sinds, wanneer, als.
Slide 39 - Tekstslide
Sinds vliegreizen veel goedkoper zijn geworden...
A
...reizen veel mensen met het vliegtuig naar het buitenland.
B
...veel mensen reizen met het vliegtuig naar het buitenland.
Slide 40 - Quizvraag
In Nederland leren kinderen fietsen...
A
...wanneer ze zijn vijf of zes jaar.
B
...wanneer ze vijf of zes jaar zijn.
Slide 41 - Quizvraag
Maak een zin met het volgende werkwoord: -begonnen