Examenvragen beantwoorden

Examenvragen beantwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examenvragen beantwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les
Aan het einde van de les:
- heb je geoefend met het beantwoorden van examenvragen.

Slide 2 - Tekstslide

Algemeen - soorten vragen en examentaal

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn argumenten?
Argumenten zijn ...
A
belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet of vindt of niet vindt
D
voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 4 - Quizvraag

Aarts bedrijf is gestart als een eenmanszaak. Aart vraagt Kyona om in te
stappen als partner van Aart in een besloten vennootschap (bv). Ze
bespreken de voors en tegens van deze rechtsvorm.
--> Noem een argument om te kiezen voor de rechtsvorm bv
in plaats van een eenmanszaak.

Slide 5 - Open vraag

Volgens Rashid zijn inkomensverschillen prima. Hij vindt dan ook dat “het
slecht zou zijn voor de Nederlandse economie als iedereen hetzelfde zou
verdienen”.
--> Noem een argument voor de uitspraak van Rashid.

Slide 6 - Open vraag

Algemeen wordt aangenomen dat producten met een hoog suikergehalte,
zoals chocolade, slecht zijn voor de gezondheid. Toblerone verdedigt zijn bedrijfsbeleid om kleinere repen te maken dan ook door te wijzen op een voordeel voor de samenleving.
--> Noem een voordeel van Toblerones bedrijfsbeleid voor de samenleving.

Slide 7 - Open vraag

Toelichting geven!
Wat is een voorbeeld van een toelichting?
A
Een opmerking geven
B
Voorbeelden geven
C
Nadere uitleg geven
D
Een vraag stellen

Slide 8 - Quizvraag

Veel jongeren zien rood staan bij een bank niet als lenen, maar met een
negatief saldo hebben ze wel een schuld, net als bij een persoonlijke
lening.
--> Noem een verschil tussen rood staan en een persoonlijke lening bij
een bank. Licht je antwoord toe.

Slide 9 - Open vraag

Geef een reden.
Wat is een reden?
A
Waardoor het komt
B
Wat je wilt
C
Wat je mening is
D
Wat voorbeelden zijn

Slide 10 - Quizvraag

Marjolein: “Ons rozenkweekbedrijf maakt winst. Dat komt voornamelijk
doordat we de productie voor een groot deel verplaatst hebben naar
Kenia in Afrika. De kostprijs is daardoor laag.”
--> Noem een reden voor de lage kostprijs van de rozenproductie in
Kenia.

Slide 11 - Open vraag

'Uitleggen' betekent ...
A
iets neerleggen
B
iets verklaren
C
iets pakken
D
iets uit elkaar halen

Slide 12 - Quizvraag

Tim en Tom horen hun ouders praten over de waardestijging van de
woning. Zij denken dat hun ouders daar blij mee zijn, maar vader merkt
op: “Aan die gestegen waarde hebben we nu niets.”
--> Leg de opmerking van vader uit

Slide 13 - Open vraag

Noem twee oorzaken.
Wat zijn oorzaken?
A
Wanneer iets gebeurt
B
Waardoor iets gebeurt
C
Of iets gaat gebeuren

Slide 14 - Quizvraag

Noem twee oorzaken van het ontstaan
van inflatie.

Slide 15 - Open vraag

Rekenvraag
Willem: “Ja, ik begrijp je boosheid wel. Je hebt dit jaar maar 1,05% rente ontvangen op je spaarrekening, terwijl de inflatie dit jaar uitkomt op 1,4%.”

--> Bereken in twee decimalen het reële rentepercentage op de
spaarrekening van Paul. Schrijf je berekening op.




Slide 16 - Tekstslide

Willem: “Ja, ik begrijp je boosheid wel. Je hebt dit jaar maar 1,05% rente ontvangen op je spaarrekening, terwijl de inflatie dit jaar uitkomt op 1,4%.”
--> Bereken in twee decimalen het reële rentepercentage op de
spaarrekening van Paul. Schrijf je berekening op.

Slide 17 - Open vraag

Inzichtsvraag
2p  Een lager rentepercentage stimuleert de economie, maar kan ook leiden tot hogere inflatie.

--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.


Slide 18 - Tekstslide

--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.

Werkwoord + onderwerp + voorwaarden

Slide 19 - Open vraag

--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.

Werkwoord + onderwerp + voorwaarden

Slide 20 - Open vraag