Zintuigen (H15)

Zintuigen (H15)
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur en techniekMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zintuigen (H15)

Slide 1 - Tekstslide

Wat zien
jullie hier?

Grote kans dat je bij de 2e afbeelding ook een oude vrouw ziet en de jonge dame
niet. Kijk eens langer. Zie je nu ook de jonge vrouw? (voor degene die het nog
niet ziet; de neus van de oude vrouw is de kin van de jonge vrouw en het
zichtbare oog van de oude vrouw is het oor van de jonge vrouw).
Dat heeft te maken met je referentiekader. Je zag eerst een afbeelding van een
oude vrouw, daarom zie je die bij de 2e afbeelding ook. Je kijkt naar de 2
e
afbeelding met een “geconditioneerde” bril. Als jou echter eerst een afbeelding
van een jonge vrouw was getoond, dan zag je in de 2e afbeelding zeer
waarschijnlijk de jonge vrouw in plaats van de oude.
In de afbeelding zie je dus een jonge EN een oude vrouw.
Twee mensen kunnen dus exact hetzelfde “zien”, het volkomen oneens zijn met
elkaar en toch allebei gelijk hebben. 

Slide 2 - Tekstslide

planning
zintuigen
prikkels: voelen (H16), proeven, ruiken, zien en horen
reflexen

Slide 3 - Tekstslide

Waarnemen
  • Voor elke soort prikkel heb je een apart zintuig. 
  • Sommige prikkels zijn niet waar te nemen door de mens, bijvoorbeeld magnetisme (sommige vogels kunnen dit wel)
  • Een zintuig is een orgaan dat gevoelig is voor een bepaalde verandering (prikkel)
  • Zintuigcellen nemen maar één soort prikkel waar en is dus ongevoelig voor andere prikkels (bijv. tast en licht bij de huid)

Slide 4 - Tekstslide

Reageren op prikkels
Prikkel = chocolade bonbons

Zintuig = ogen

Impuls = signaal naar hersenen
Impuls = signaal naar spieren

Reageren = bonbon pakken

Slide 5 - Tekstslide

Reageren op je omgeving
  1. Je ontvangt prikkels op met je zintuigen.
  2. Je zintuigen sturen signaaltjes naar het zenuwstelsel.
  3. Via het zenuwstelsel komen signaaltjes bij je hersenen.
  4. Je hersenen sturen spieren aan.

Slide 6 - Tekstslide

Adequate prikkel

Elke type zintuigcel is gevoelig voor één bepaalde prikkel
Licht -> ogen, Geluid -> oren, Gevoel -> huid, Geuren -> neus,
Smaken -> tong
In een zintuigcel worden adequate prikkels omgezet in impulsen (elektrische stroompjes), die worden via zenuwen naar het ruggenmerg en de hersenen gestuurd. Pas in de hersenen worden we bewust van wat we waarnemen.

Slide 7 - Tekstslide

Drempelwaarde

Slide 8 - Tekstslide

Drempelwaarde

Als een prikkel te klein is, dan kan het zintuig het niet waarnemen. De prikkel is beneden de DREMPELWAARDE. Een prikkel wordt pas een impuls als deze hoger is dan de drempelwaarde. Prikkels onder de drempelwaarde reageren we niet op, dit is gewenning. Gewenning en motivatie spelen ook een rol in de drempelwaarde. (motivatie = voorrang)


De drempelwaarde is bij verschillende 

organismen anders: een hond kan beter horen 

dan een mens.

Slide 9 - Tekstslide

impulssterkte = altijd gelijk
geen prikkel
geen impuls
zachte prikkel
niet over drempelwaarde
geen impuls
harde prikkel
over drempelwaarde
lage impulsfreq
krachtige prikkel
over drempelwaarde
hoge impulsfreq

Slide 10 - Tekstslide

De huid
Met je huid kun je voelen: druk, warmte, kou en pijn.

Je huid heeft meerdere zintuigen:
1. drukzintuigen
2. tastknopje
3. warmte-zintuigen
4. koude-zintuigen
5. pijnpunten

Slide 11 - Tekstslide

Huid
Huid doorsnede

Slide 12 - Tekstslide

Huid
  • De huid bevat verschillende zintuigen. In de kiemlaag komen vrije zenuwuiteinden uit. Deze nemen beschadigingen waar. Je voelt het als pijn.
  • In de lederhuid (vlak onder de kiemlaag), liggen de tastzintuigen. Ze reageren op drukverschillen. Hoe dichter de tastzintuigen bij elkaar zitten, hoe gevoeliger de huid is (bijvoorbeeld vingertoppen)

Slide 13 - Tekstslide

Huid
  • Iets dieper in de lederhuid liggen de koude-  en warmtezintuigen. Ze zijn alleen gevoelig voor temperatuur- verschillen ten opzichte van de huidtemperatuur. Bereik tussen 36˚C en 20˚C (koude) en 36˚C en 43˚C (warmte). Hogere en lagere temperaturen worden als pijn ervaren. 
  • In het onderhuids bindweefsel liggen drukzintuigen (trillingen)

Slide 14 - Tekstslide

Smaak (proeven)
Smaakzintuigen: worden geprikkeld door smaakstoffen
Tong: is ruw, bevat uitsteeksels en holtes, hierin liggen smaakzintuigen

250 smaakpapillen
10.000 smaakknoppen
Elke smaakknop 25-40 smaakzintuigcellen:
Elke smaakzintuigcel neemt 1 hoofdsmaak waar: zoet, zuur, umani, bitter en zout.

Slide 15 - Tekstslide

Smaakzintuigen
Smaakpapillen = uitsteeksels, waartussen smaakzintuigen liggen.

Smaakstoffen = prikkelen de smaakzintuigen


Slide 16 - Tekstslide

Smaakzintuigen
De basissmaken neem je waar met de hele tong. 
Je tong bevat ook tast-, temperatuur en pijnzintuigen. Deze spelen ook een rol bij het proeven
(mondgevoel)

Slide 17 - Tekstslide

Smaakzintuig
  • In de groefjes aan de zijkant liggen smaakzintuigcellen
  • Voedsel --> smaakzintuigcel --> zenuw --> hersenen
  • Zoet, zout, zuur, bitter, umami (hartig)

Slide 18 - Tekstslide

Reukzintuig in je neus.
  • Boven in je neusholte bevindt zich het reukzintuig.
  • De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies.

  • Ze worden geprikkeld als er geurende gassen bij komen en sturen dan impulsen naar de hersenen.

  • De meeste geuren bestaan uit verschillende geurstoffen. 
  • In de neusholte liggen verschillende typen reukzintuigcellen.
  • Elk type is gevoelig voor een bepaalde geurstof. 
  • Proeven is een combinatie van geur en smaak!
Belangrijke functie: Waarschuwen tegen giftige stoffen (zoals bedorven voedsel)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

gezichtszintuigen
Gezichtszintuigen liggen in je ogen. Je kunt daarmee van  voorwerpen de vorm, kleur en helderheid waarnemen.

Slide 21 - Tekstslide

buitenkant oog

Slide 22 - Tekstslide

Doorsnede oog

Slide 23 - Tekstslide

Onderdelen oog
Iris
Regelt de grootte van de pupil.
Lens
Zorgt voor het scherpstellen (scherp zien op verschillende afstanden).
Glasachtig lichaam
Stevigheid, zorgt dat oog bol blijft.
netvlies
binnenste oogvlies, hierin liggen miljoenen lichtgevoelige zintuigcellen.

Slide 24 - Tekstslide

Onderdelen oog
oogzenuw
impulsen van de zintuigcellen worden via de oogzenuw naar de hersenen gestuurd. 
blinde vlek
plaats waar de oogzenuw de oogbol verlaat, liggen geen lichtzintuigcellen.
gele vlek
plaats recht achter de lens, grootste dichtheid van zintuigcellen (scherp beeld)

Slide 25 - Tekstslide

Doorsnede van het oog met de zintuigcellen in het netvlies.

Slide 26 - Tekstslide

Pupilreflex
Pupilreflex

Fel licht:



Zwak licht:

Slide 27 - Tekstslide

Accomoderen
  • Het aanpassen van de sterkte van de ooglens (scherp beeld)
  • kringspieren en lensbandjes ontspannen lens (bol = dichtbij) of rekken uit (vlak = veraf)
  • Voorwerpen worden door de lens omgekeerd en verkleind. De hersenen "vertalen" dit weer in rechtopstaand beeld.

Slide 28 - Tekstslide

Oogafwijking
Verziend: 
Je ziet alleen in de verte scherp. 
Oog is te kort. 
Beeld ontstaat achter netvlies. 
Corrigeerbaar met bolle lenzen (+) 

Bijziend: 
Je ziet alleen dichtbij scherp. 
Oog is te lang
Beeld ontstaat voor netvlies. 
Corrigeerbaar met Holle lenzen (-)

Slide 29 - Tekstslide

In de laag zintuigcellen liggen 2 typen zintuigcellen: - Staafjes
- Kegeltjes
Kegeltjes werken alleen bij veel licht. In de gele vlek liggen de meeste kegeltjes!
Met staafjes kun je alleen contrasten zien
Met de kegeltjes kun je kleuren zien.

Slide 30 - Tekstslide

Staafjes
De drempelwaarde is laag bij staafjes, er is weinig prikkel nodig om een impuls af te geven. 



Slide 31 - Tekstslide

Gehoorzintuigen

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Onderdelen oor
oorschelp
opvangen geluidstrillingen
trommelvlies
via gehoorgang komen de trillingen op het trommelvlies, geeft trilling door aan gehoorbeentjes
gehoorbeentjes
hamer, aambeeld, stijgbeugel verbonden tussen trommelvlies en ovale venster, versterkt trilling
slakkenhuis
bevat vloeistof en zintuigcellen 

Slide 34 - Tekstslide

Onderdelen oor
gehoorzintuigcellen
in slakkenhuis zetten de zintuigcellen de trilling om in impulsen
gehoorzenuw
geeft impulsen door aan de hersenen. Hoe harder het geluid, hoe meer impulsen per seconde er naar de hersenen gaan.
buis van Eustachius
trommelholte en keelholte zijn verbonden, bij slikken kan druk- verschil opgeheven worden

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Ligging evenwichtsorgaan

Slide 37 - Tekstslide

Evenwichtsorgaan
  • Het evenwichtsorgaan zorgt ervoor dat je weet wat boven, onder, links en rechts is.
  • de drie halfcirkelvormige kanalen bevatten een vloeistof en zintuigharen. 

Slide 38 - Tekstslide

Is de prikkeldrempel van staafjes of van kegeltjes hoger?
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 39 - Quizvraag

Waarmee zie je kleur?
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 40 - Quizvraag

De adequate prikkel voor de neus is:
A
Geur
B
Reuk
C
Smaak
D
Reuk en smaak

Slide 41 - Quizvraag

Welk zintuig zit niet in je huid ?
A
warmte zintuig
B
reuk zintuig
C
pijn zintuig
D
tast zintuig

Slide 42 - Quizvraag

Welke van onderstaande is een interne prikkel
A
Geluid
B
Licht
C
Honger
D
Reuk

Slide 43 - Quizvraag

Je hebt verschillende zintuigen. Welk zintuig hoort bij het orgaan oog
A
gezichts zintuig
B
smaak zintuig
C
gehoor zintuig
D
reuk zintuig

Slide 44 - Quizvraag

Welk onderdeel van het oor verbindt de keel en het oor?
A
Aambeeld
B
Slakkenhuis
C
Buis van Eustachius
D
Trilhaartjes

Slide 45 - Quizvraag

Het oor heeft als taak prikkels op te vangen. Wat is de prikkel voor het oor?
A
licht
B
geluid
C
impuls
D
tikken

Slide 46 - Quizvraag

Welke letter is het evenwichtsorgaan?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 47 - Quizvraag

Wat is de prikkel voor het evenwichtsorgaan
A
Geluid
B
zwaartkracht
C
Vloeistof
D
Trilhaartjes

Slide 48 - Quizvraag

Wat is de functie van het evenwichtsorgaan?
A
Het geeft informatie aan de hersenen door om in evenwicht te blijven.
B
Het zorgt ervoor dat je armen en benen recht bewegen
C
Het zorgt ervoor dat geluid in evenwicht binnenkomt
D
Het zorgt ervoor dat je ledematen kan optillen

Slide 49 - Quizvraag

Welke kleuren zien de kegeltjes?
A
Rood/Blauw/Geel
B
Blauw/Paars/Groen
C
Groen/Rood/Blauw
D
Geel/Groen/Rood

Slide 50 - Quizvraag

Waarmee kan je kleur zien?
A
Kegeltjes
B
Staafjes
C
Bolletjes
D
Piramides

Slide 51 - Quizvraag

Welk deel van het netvlies kan het best kleuren zien?
A
Witte vlek
B
Gele vlek
C
Rode vlek
D
Blinde vlek

Slide 52 - Quizvraag

Is dit een bijziend of een verziend oog?
A
Bijziend
B
Verziend

Slide 53 - Quizvraag