Par. 1.4 Arm in de Gouden Eeuw

Begintaak
Wat deden de Amsterdamse regenten met hun rijkdom?

Weet je het niet? Kijk op par. 1.3
Eerder klaar? Lees par. 1.4
Zelfstandig en in stilte
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Begintaak
Wat deden de Amsterdamse regenten met hun rijkdom?

Weet je het niet? Kijk op par. 1.3
Eerder klaar? Lees par. 1.4
Zelfstandig en in stilte

Slide 1 - Tekstslide

Studiewijzer
7/09 Par. 1.1 Machtige mannen in de Republiek
10/09 Par. 1.1 Machtige mannen in de Republiek
14/09 Par. 1.2 De Republiek als handelsland
17/09 Par. 1.2 De Republiek als handelsland
21/09  SO par. 1.1 en 1.2 + par. 1.3 Amsterdam in de Gouden Eeuw
24/09 Par. 1.3 Amsterdam in de Gouden Eeuw
28/09 -
01/10 Par. 1.4 Arm in de Gouden Eeuw
05/10 Par. 1.4 Knappe koppen 
8/10  Par. 1.7 Schilderkunst in de Gouden Eeuw
12/10 Extra

Slide 2 - Tekstslide

Programma
1. Uitleg par. 1.4
2. Opdrachten maken
3. Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Hoe ging men in de Gouden Eeuw om met armoede?

Slide 4 - Tekstslide

Rijk...

  • Regenten (rijke bestuurders), kooplieden en handelaren

  • Woonden in grote grachtenpanden ('De Gouden Bocht') in Amsterdam of in grote buitenhuizen (aan de Vecht)

Slide 5 - Tekstslide

Armenzorg
  • Ongeveer 15% van de Amsterdamse bevolking leefde van de armenzorg

  • Armenzorg, via: kerk, gilde, de stad en soms rijken.

  • Rasphuis: soort gevangenis waarin je tucht (=discipline en gehoorzaamheid) werd bijgebracht, door hard te werken

Slide 6 - Tekstslide

Historische vaardigheden
Bruikbaarheid van bronnen

Om iets over het verleden te weten te komen, doet een historicus onderzoek. Om het verleden te beschrijven heeft hij bronnen nodig.
Bronnen zijn overblijfselen/ sporen uit het verleden. 

Slide 7 - Tekstslide

Historische vaardigheden
Bruikbare bronnen, zijn bronnen die informatie geven voor het onderzoek dat de historicus doet. Hoe bepaal je dat?

Stap 1: De betekenis van een bron. Achterhalen wat voor soort bron het is; wie de bron heeft gemaakt en in welke periode de bron is gemaakt.
Stap 2: Betrouwbaarheid van een bron. Verdraait de maker de gebeurtenis? 
Stap 3: Representativiteit van een bron. Geeft de bron een goede indruk van het geheel? Benadert de bron een gebeurtenis op een manier zoals het ook in andere bronnen is beschreven of geldt de mening uit die bron voor meer mensen.

Slide 8 - Tekstslide

 Oorzaak: de reden waarom iets gebeurd.
  • Directe oorzaak: heeft een gebeurtenis rechtstreeks beïnvloed. Ook wel "aanleiding" genoemd.
  • Indirecte oorzaak: geen rechtstreeks verband met die gebeurtenis, maar heeft er wel invloed op gehad (omstandigheid). 
Gevolg: iets dat door en na een gebeurtenis plaatsvindt.

  • Bedoelde en onbedoelde gevolg
  • Korte of lange termijn gevolg
  • Van meer of minder belang

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten maken 
Maak de opdrachten 1 t/m 6 + 8 en 9
Zelfstandig
Zachtjes overleggen
Vandaag bespreken!

Slide 10 - Tekstslide

Afsluiten
Hoe ging men in de Gouden Eeuw om met armoede?

Slide 11 - Tekstslide