4.3 Hoe verkoop ik mijn idee?

4.3 Hoe verkoop ik mijn idee? 
Pak alvast je schrift / boek erbij en log in!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.3 Hoe verkoop ik mijn idee? 
Pak alvast je schrift / boek erbij en log in!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Korte herhaling van de vorige les. 
rechtspersoon 
ondernemingsplan

Slide 3 - Tekstslide

Drop zoveel mogelijk woorden over deze twee begrippen

Slide 4 - Woordweb

Wat is het belangrijkste motief voor ondernemers?
A
Veel geld uitgeven
B
Streven naar winst
C
Veel op vakantie gaan
D
Geen idee

Slide 5 - Quizvraag

Kvk Staat voor?
A
Kinderen voor Kinderen
B
Kopen van Kapitaal
C
Kamer van Koophandel
D
Kosten van Kaas

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
Tweemanszaak
C
Besloten vennootschap (BV)
D
Naamloze vennootschap (NV)

Slide 7 - Quizvraag

Alle aandelen staan op naam.
Eén persoon krijgt alle winst
Iedere vennoot is aansprakelijk.
Aandelen zijn vrij verhandelbaar.
NV
Eenmanszaak
Vof
BV

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen werkgevers en werknemers?
A
Werknemers nemen mensen in dienst.
B
Werkgevers hebben mensen in loondienst
C
Werknemers werken in loondienst
D
Werkgevers nemen werk aan.

Slide 9 - Quizvraag

Stelling 1 Commericeele bedrijven streven naar winst.
Stelling 2 MacDonalds is een voorbeeld van een niet-commercieel bedrijf.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Stelling 1 is juist Stelling 2 is onjuist
C
Stelling 1 is onjuist Stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een consument
A
Aannemer
B
Afzet
C
Verkoper
D
Klant

Slide 13 - Quizvraag

Wat is afzet?
A
De hoeveelheid verkochte producten
B
Een ander woord voor consument
C
De prijs van een verkocht product
D
Iemand die de bus uitstapt

Slide 14 - Quizvraag

Hoe bereken je de omzet?
A
p + q
B
p x q
C
p - q
D
Geen idee

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Maak opgave 28 op blz. 107

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Prijspolitiek
  • Hoge prijzen -> luxe uitstraling.   
  • Lage prijzen -> goedkope uitstraling
  • Psychologische prijzen ->  4,00 of 3,99 
  • Afroomprijzen-> bij introductie een hoge prijs -> veel winst      en later wordt het product / dienst goedkoper
  • Penetratieprijzen -> bij introductie  een scherpe prijs -> direct groot marktaandeel 

Slide 23 - Tekstslide

4.4 Wie doet wat?

Slide 24 - Tekstslide

4.4 Wie heeft de leiding? 
In een organisatie hebben verschillende 
mensen verschillende taken.
We onderscheiden:
- Leidinggevende functies
- Uitvoerende functies

Iedereen heeft slechts één leidinggevende en het is dan ook duidelijk wie de leiding geeft aan wie = eenheid van bevel 



Slide 25 - Tekstslide

Staf- en lijnfuncties 
Je kunt een bedrijf ook indelen naar:
Staffunctie: Ondersteunende functie in een organisatie. bijvoorbeeld personeelszaken, administratie of marketing. 
Lijnfunctie: Een functie die bijdraagt aan de kerndoelen van de organisatie, zoals verkoopt en productie. 

Slide 26 - Tekstslide

Joy start een onderneming in kleding. De kleding wordt online verkocht. Welke P uit de marketingmix herken je?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide