Doe je telefoon in de telefoontas Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 1, 3 en 4 blz 181-184)
Slide 2 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten H3 les 2
Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord
Slide 3 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken
- Uitleg theorie
- Even oefenen
- Werken aan de opdrachten
Aan het einde van deze les kan je verschillende soorten werkwoorden herkennen.
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
Opdracht 1, 3 en 4 blz 181-184
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg theorie
Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord
Slide 6 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord
Komt voor bij het werkwoordelijk gezegde.
Het heeft een duidelijke betekenis.
Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin. De andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden. (Het staat dan vaak achteraan)
Zijn vader zingt onder de douche.
Jan heeft naar buiten gekeken.
De kastanjeboom is omgewaaid.
Slide 7 - Tekstslide
Koppelwerkwoord
Komt voor bij het naamwoordelijk gezegde
Het koppelt het onderwerp aan het naamwoordelijk deel.
Er staat altijd maar één koppelwerkwoord in de zin. De andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen
Hij wordt vast zanger.
Het huis leek onbewoond.
Mijn zusje wil schrijfster worden.
Slide 8 - Tekstslide
Hulpwerkwoord
Er staat in een zin nooit alleen een hulpwerkwoord.
Het 'helpt' het gezegde (NG/WG) te maken in een zin met meer dan één werkwoord.
Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan.
Werkwoordelijk gezegde:
Igor kan ook mooi zingen.
Ik heb een zangworkshop gevolgd.
Slide 9 - Tekstslide
Hulpwerkwoord
Naamwoordelijk gezegde:
Sarah wil later dokter worden
Sarah is dokter geworden
Slide 10 - Tekstslide
zww, hww of kww?
Bij sommige werkwoorden hangt het van de zin af of ze gebruikt zijn als zww, kww, of hww.
Zij is thuis gebleven Blijven heeft hier de betekenis van ergens zijn. Het onderwerp bevindt zich ergens = doet dus iets wg: is gebleven blijven: zww is: hww
Slide 11 - Tekstslide
zww, hww of kww?
Zij blijft lachen Blijven is hier hulpwerkwoord bij lachen. Het onderwerp doet iets. wg: blijft lachten blijven: hww lachen: zww
Ze is enthousiast gebleven.
Gebleven is onderdeel van het naamwoordelijk gezegde. Het onderwerp is iets.
ng: is enthousiast gebleven, blijven: kww, is: hww
Slide 12 - Tekstslide
Nog even oefenen
Slide 13 - Tekstslide
Oefenen
Wat? Benoem de onderstreepte werkwoorden.
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 4 minuten
1. Mag jij vuurwerk afsteken?
2. Hij heeft een nieuwe auto
3. De meeste leraren zijn aardig.
4. Dat zou ik nooit gedaanhebben.
5. Hij heeft ons niet gelukkig kunnenmaken.
timer
4:00
Slide 14 - Tekstslide
Oefenen
Mag (hww) jij vuurwerk afsteken (zww)?
Hij heeft (zww) een nieuwe auto
De meeste leraren zijn (kww) aardig.
Dat zou (hww) ik nooit gedaan (zww) hebben (hww).
Hij heeft (hww) ons niet gelukkig kunnen (hww) maken (zww).
Slide 15 - Tekstslide
Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 5, 6 en 8 op bladzijde 185-186
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Het is huiswerk voor 14 februari 2023.
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk.
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
Huiswerk
Voor volgende week dinsdag 14/02/23 moet opdracht 5, 6 en 8 op bladzijde 185-186 af zijn.