Grammatica woordsoorten H3 (ma les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leesboek
  • je leerwerkboek


De les start en je bent stil:
timer
1:00
Naam | | 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leesboek
  • je leerwerkboek


De les start en je bent stil:
timer
1:00
Naam | | 

Slide 1 - Tekstslide

Geen boek? Lees pagina 210
timer
5:00
Boek uit vóór de meivakantie

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • herhalen 3.8 woordsoorten
  • werkmoment afronden 3.8
  • afsluiten van de les


Slide 3 - Tekstslide

3.8 Woordsoorten
  • Je kunt alle woordsoorten benoemen die in het overzicht staan op pagina 233.
  • Deze paragraaf herhalen werkwoordsoorten en uitbreiden koppelwerkwoord.
  • LessonUp met alle woordsoorten in Magister op 17-3 en in LessonUp gedeelde lessen onder H3.

Slide 4 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
  • Bekend: zijn, worden, blijven.
  • Uitbreiding: blijken, lijken, schijnen, heten en vóórkomen.

kww hoort bij het naamwoordelijk gezegde
koppelt betekenis aan het onderwerp
                     De hardloper is ontzettend snel.

Slide 5 - Tekstslide

Filmpje uit methode 3.8
Let goed op de verschillen tussen kww, hww en zww.
Ik ga  hierover vragen stellen na het filmpje.

Slide 6 - Tekstslide

Welke werkwoordsoort heeft een duidelijke betekenis?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 7 - Quizvraag

Een hulpwerkwoord kan in zijn eentje een gezegde vormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een koppelwerkwoord koppelt een naamwoord aan het onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Hoe weet je of een werkwoord een koppelwerkwoord is?

Slide 10 - Open vraag

Ik wil later beroemd worden.
A
wil = hww worden = zww
B
wil = hww worden = kww
C
wil = kww worden = zww
D
wil = zww worden = hww

Slide 11 - Quizvraag

In een gezegde staat altijd maar
1 zww of 1 kww.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Werkmoment
  • Maken van 3.8: 1 tot en met 11 (opdrachten 2 en 7 doen we niet). Dit is einde van de les af.
  • Advies: vind je woordsoorten lastig? Lees dan eerst de LessonUp hierover na. Ga niet gokken. 
  • Opdrachten die 'rood' zijn, moet je overnieuw doen. Vraag me om die te resetten.

Slide 13 - Tekstslide

Heb je nog vragen over paragraaf 3.7 of 3.8? Zo ja, welke?

Slide 14 - Open vraag

Afsluiting
  • We gaan verder met 3.9 Spelling.
  • Zorg dat de opdrachten van 3.8 morgen af zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan ontleden p. 233
  1. Onderstreep de pv => zet zin andere tijd
  2. Zet zinsdeelstrepen => deel zo groot mogelijk voor pv
  3. Benoem wg of ng => wg: onderwerp doet iets => zww                                                    => ng: onderwerp is iets => kww+aanvulling
  4. Benoem o => wie/wat + gezegde?
  5. Benoem lv => wie/wat + wg + o? (dus niet bij ng)
  6. Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
o en lv starten nooit met vz

Slide 16 - Tekstslide