Hoofdstuk 3 grammatica (les herhalen werkwoordsoorten)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je schrift;
  • je leerwerkboek.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je schrift;
  • je leerwerkboek.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Weten/kunnen voor de toets (iedereen doet mee)
  • Oefenen / herhalen / zelfstandig werken
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.5 Woorden
  • Dit is een detail.  Let op de context. 
  • Lijst op pagina 165, van links naar rechts.
  • Een antoniem (een woord met tegengestelde betekenis) kunnen noemen. 
  • Voor- en achtervoegsels herkennen (p. 169) die een tegengestelde betekenis aan een woord geven. 
      => correct - incorrect.

Slide 3 - Tekstslide

Onmisbaar: nodig, noodzakelijk
3.7 Wat moet je kunnen?
Ontleed in de vaste volgorde.
  1. Onderstreep de persoonsvorm
  2. Zet zinsdeelstrepen
  3. Benoem het gezegde: dus WG of NG (p. 177)
  4. Benoem  het onderwerp
  5. Benoem het lijdend voorwerp 
                                                           (zit er niet altijd in/nooit bij ng).
Schema p. 203 t/m 5 lijdend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.8 Wat moet je kunnen?
Theorie over werkwoordsoorten kennen (p. 182, 183, 185).

Geef in de zin aan wat de werkwoorden zijn. Noteer van elk werkwoord de juiste werkwoordsoort. (zww/kww/hww).

Kinderen worden tegenwoordig graag een beroemde vlogger.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.9 Wat moet je kunnen?
  • Schrijf de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd. Let op enkelvoud en meervoud.
  • Schrijf het meervoud van zelfstandige naamwoorden. Regels op pagina 189.
  • Schrijf de dicteewoorden juist van pagina 191.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkmoment: jouw leervragen
Vandaag herhaal ik soorten werkwoorden.

Morgen herhaal ik:
  • pv, vd, inf
  • ng en wg

Vrijdag herhaal ik ontleden
  • Test jezelf maken => groen
  • 3.5, 3.7, 3.8 en 3.9
  • gedichten 1.2, 2.2, 3.2 (online)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werkwoord (zww)
  • heeft een duidelijke betekenis: je kunt het doen 
  • kan in zijn eentje het werkwoordelijk gezegde zijn
  • één zww in een wg

Ik fiets naar school.                                            wg = fiets
Wij zingen onder de douche.                         wg = zingen
Hij lacht heel veel.                                               wg = lacht

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoord (kww)
  • heeft geen duidelijke betekenis
  • belangrijkste kww: zijn, worden, blijven
  • één kww in een ng

Hij is dokter in het ziekenhuis.                  ng: is dokter in het zkhs
Hij werd vorig jaar profvoetballer.           ng: werd profvoetballer
Ook in de regen blijven zij vrolijk.             ng: blijven vrolijk

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord (hww)
  • kan niet in zijn eentje een wg of ng zijn
  • komt voor bij wg EN ng
  • bij meer werkwoorden in het gezegde is pv = hww

Ik zal naar school fietsen.                wg= zal (hww) fietsen (zww)
Hij is kampioen geworden               ng = is kampioen geworden
                                                                       is (hww) geworden (kww)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lastige gevallen
De jongen heeft altijd al wat geld willen bijverdienen.
                       pv = hww                                bijverdienen duidelijk = zww
                                                    willen = hww

De jongen blijft lachen.            wg: onderwerp doet iets
                      pv = hww            lachen  = zww

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lastige gevallen
Remy wil vakkenvuller blijven 
                                                      zolang hij bij zijn ouders blijft wonen.

  • wil vakkenvuller blijven => ng (onderwerp is iets)
pv = hww              kww = blijven (worden/ zijn) 
  • blijft wonen => wg (onderwerp doet iets)
pv = hww                 zww = wonen (duidelijke betekenis)         

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen werkwoordsoorten
Ga naar Cambiumned.nl
  • Kies woordsoorten
  • Kies werkwoorden
  • Scroll naar beneden=> drie oefeningen

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/werkwoorden/
  • Test jezelf maken => groen
  • 3.5, 3.7, 3.8 en 3.9
  • gedichten 1.2, 2.2, 3.2 (online)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Welke leervraag heb je nu beantwoord?
Aan welke leervraag ga je nog werken?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies