Les 7: het zenuwstelsel (H)

Les 7: het zenuwstelsel (H)
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 7: het zenuwstelsel (H)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
  • Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
  • Je kunt een reflexboog beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
-Herhalingsopgaven
-Uitleg het zenuwstelsel
-Opgave 
-Filmpje

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een impuls?
A
Een signaaltje dat van buitenaf het lichaam komt.
B
Wanneer je een lamp aandoet is dit het klikgeluid dat je hoort.
C
Een elektrisch signaal vervoert door het lichaam.
D
Een snelle reactie op iets wat er in de omgeving gebeurt.

Slide 4 - Quizvraag

De oma van Maira is 78 en woont in een verzorgingshuis. Oma kan niet meer goed ruiken. Ze houdt veel van de geur van bloemen. Helaas kan ze deze niet meer ruiken. Dat vindt ze jammer. Verder is oma nog heel gezond. Behalve vorige maand. Toen was oma ziek geworden door bedorven voedsel. Ze had helemaal niet gemerkt dat het eten bedorven was. Gelukkig gaat het nu weer goed met haar.

Hoe komt het dat oma niet had gemerkt dat het eten bedorven was? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open vraag

Eén smaakknopje in je tong kan vijf smaken onderscheiden.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

De hersenen krijgen tijdens proeven ook signalen van de reukzintuigen in de neus.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Leg uit hoe je tong en neus samenwerken bij het proeven van verschil tussen aarbeienlimonade en sinaasappellimonade.

Slide 8 - Open vraag

Geef aan of de volgende bewering juist is of niet en waarom.

Je kunt beter ruiken als je de lucht opsnuift.
A
Dat is waar, want het reukslijmvlies ligt boven in je neusholte.
B
Dat is niet waar, want je reukslijmvlies ligt laag in je neusholte.
C
Het maakt niet uit, je ruikt altijd goed.

Slide 9 - Quizvraag

Waardoor worden de reukzintuigcellen geprikkeld?
A
impulsen
B
neusslijmvlies
C
geurstoffen
D
prikkels

Slide 10 - Quizvraag

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Eén smaakknopje in je tong kan vijf smaken onderscheiden.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel verschillende smaakstoffen kun je met je tong waarnemen?

Slide 12 - Open vraag

Het zenuwstelsel
Zintuigcellen geven impulsen door aan zenuwen. De zenuwen geleiden de impulsen naar de hersenen. De hersenen sturen impulsen naar spieren en klieren.

Slide 13 - Tekstslide

Bouw van het zenuwstelsel
In de afbeelding is het zenuwstelsel van de mens getekend. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en zenuwen. De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen. Het centrale zenuwstelsel wordt gevormd door de kleine en grote hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg. Het ruggenmerg bestaat uit zenuwen.

Slide 14 - Tekstslide

De weg die impulsen afleggen
Zintuigcellen in het hoofd zijn door zenuwen rechtstreeks verbonden met de hersenen. Zintuigcellen in de romp en de ledematen zijn door zenuwen verbonden met het ruggenmerg. Zenuwen in het ruggenmerg geleiden de impulsen naar de hersenen. Het ruggenmerg is omgeven door de wervels van de wervelkolom (zie afbeelding).

Slide 15 - Tekstslide

De werking van het zenuwstelsel
In de afbeelding zie je een voorbeeld van de werking van het zenuwstelsel. In de zintuigcellen van het gezichtszintuig en het reukzintuig ontstaan impulsen. De impulsen worden door zenuwen naar de hersenen geleid. De hersenen verwerken de impulsen van alle zintuigen. Daardoor word je je bewust van de dingen die je waarneemt. Het meisje wordt zich bewust van de bonbons op het schaaltje.

Slide 16 - Tekstslide

De functie van het zenuwstelsel
Als je je bewust wordt van dingen die je waarneemt, kun je ook bewust reageren. Er ontstaan dan impulsen in je hersenen. In de afbeelding worden impulsen van de hersenen door zenuwen naar de speekselklieren en naar spieren in de arm geleid. De speekselklieren reageren op de impulsen door speeksel af te scheiden. Hierdoor gaat het meisje ‘watertanden’. De armspieren reageren op de impulsen door zich samen te trekken. Hierdoor pakt het meisje een bonbon en brengt hem naar haar mond.

Het zenuwstelsel heeft twee functies:
• verwerken van de impulsen die van de zintuigen afkomen
• regelen van de werking van spieren en klieren
Een klier is een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijvoorbeeld zweetklieren, 
talgklieren en speekselklieren.

Slide 17 - Tekstslide

Zenuwcellen
Het zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen. Elke zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam en uitlopers (zie afbeelding).
Het cellichaam van een zenuwcel is het deel waarin zich de celkern bevindt. De cellichamen van zenuwcellen liggen in of vlak bij het centrale zenuwstelsel.
De uitlopers geleiden de impulsen. Er zijn uitlopers die impulsen naar het cellichaam toe geleiden en uitlopers die impulsen van het cellichaam af geleiden. Uitlopers kunnen de impulsen ook doorgeven aan andere (zenuw)cellen. Uitlopers kunnen heel lang zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Zenuwen
In het lichaam wordt nooit één impuls via één uitloper naar het centrale zenuwstelsel of naar een spier of klier geleid. In werkelijkheid worden via duizenden uitlopers tegelijk impulsen geleid. De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw (zie afbeelding). Elke uitloper in een zenuw is omgeven door een dun laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. Om een zenuw heen ligt een stevige laag die bescherming biedt.

Slide 19 - Tekstslide

De weg die zenuwen afleggen
Zenuwen kunnen heel lang zijn, soms wel een meter. De impulsen leggen dan een grote afstand af door de zenuwen. Toch ben je in staat heel snel te reageren. De impulsen worden dus met grote snelheid door het zenuwstelsel voort geleid.

Bij het reageren op prikkels kunnen impulsen via verschillende wegen door het zenuwstelsel worden voort geleid. Bij een bewuste reactie gaan er eerst impulsen van je zintuigen naar je hersenen. Je wordt je bewust van de prikkels die je zintuigen opvangen. Je beslist hoe je wilt reageren, waarna impulsen van je hersenen naar je spieren gaan. Je spieren trekken samen en je reageert.
Bij een reflex gaan de impulsen niet via je hersenen (behalve bij reflexen die in je hoofd plaatsvinden, zoals watertanden). Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. Voorbeelden van reflexen zijn de terugtrekreflex, de ooglidreflex en de pupilreflex.
In afbeelding (volgende slide) de is een voorbeeld van een terugtrekreflex getekend. Je wilt je hand afspoelen. Het water blijkt heel heet te zijn. Zodra je in aanraking komt met het hete water, trek je je hand terug. Pas daarna voel je de pijn.

Slide 20 - Tekstslide

Terugtrekreflex

Slide 21 - Tekstslide

Een reflexboog
Door het hete water op je hand ontstaan impulsen in zintuigcellen in je huid. Deze impulsen worden via zenuwcellen naar je ruggenmerg geleid. In het ruggenmerg en in de hersenen liggen schakelcellen. Dit zijn zenuwcellen die impulsen geleiden binnen het centrale zenuwstelsel (van de ene zenuwcel naar de andere). De schakelcellen in het ruggenmerg geleiden de impulsen direct door naar zenuwcellen van de armspieren. Hierdoor trekken je armspieren zich samen, waardoor je je arm terugtrekt.

De schakelcellen geleiden ook impulsen naar je hersenen. De weg van het ruggenmerg naar de hersenen is echter langer dan de weg van het ruggenmerg naar de armspieren. Daardoor trek je eerst je hand terug en voel je pas daarna de pijn. De weg die impulsen bij een reflex afleggen, wordt een reflexboog genoemd. De snelheid van reflexen is vaak nodig om je lichaam te beschermen tegen beschadigingen.

Slide 22 - Tekstslide

Uit welke delen bestaat het centrale zenuwstelsel?

Slide 23 - Open vraag

Het centrale zenuwstelsel is met alle lichaamsdelen verbonden door ...
A
bloedvaten
B
lymfevaten
C
zenuwen
D
darmen

Slide 24 - Quizvraag

Spin in oor

Mevrouw Lee ging naar een ziekenhuis in China met vreselijke jeuk in haar oor. De kno-arts keek in haar oor en zag vier ogen terugkijken. Met een zoutoplossing werd de spin uit het oor verdreven. Toen de arts vertelde wat er in haar oor zat, schrok mevrouw Lee zo dat de tranen over haar wangen liepen.

In welke volgorde vinden de gebeurtenissen plaats in het lichaam van mevrouw Lee?
1
2
3
4
5
6
Hersenen verwerken impulsen, ze wordt zich bewust van de spin in haar oor.
Traanklieren produceren traanvocht.
In het oor van de vrouw ontstaan impulsen.
Via zenuwen gaan impulsen naar haar traanklieren.
Zenuwen geleiden impulsen naar de hersenen.
Zintuigcellen in de huid in het oor vangen prikkels op.

Slide 25 - Sleepvraag

Een jongen ziet een bal en schopt deze bal tegen een muur.

Beschrijf wat er in het zenuwstelsel gebeurt. Gebruik hierbij: bewust – hersenen – impulsen – oogzintuigen – ruggenmerg – spieren – zenuwen. Elk woord mag je meerdere keren gebruiken.
Begin met:
In de oogzintuigen ontstaan impulsen.

Slide 26 - Open vraag

Geef de twee functies van het zenuwstelsel.

Slide 27 - Open vraag

Maria wordt op haar schouder getikt en draait haar hoofd om.
Hoe wordt Karlijn zich bewust van het tikken op haar schouder?

Slide 28 - Open vraag

Hoe reageren haar halsspieren als daar impulsen aankomen?

Slide 29 - Open vraag

Maria krijgt van een klasgenoot een stukje chocolade aangeboden. Impulsen komen bij haar speekselklieren aan.
Deze impulsen zijn ontstaan in haar ...
A
hersenen
B
spieren
C
zintuigen
D
klieren

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een zenuw?
A
een bundel van uitlopers van zenuwcellen
B
een cel die impulsen kan geleiden
C
twee zenuwcellen die met elkaar verbonden zijn

Slide 31 - Quizvraag

Lees de tekst ‘Robotarm’.

Heeft de robotarm het waarnemen
van de aapjes overgenomen?
Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open vraag

Lees de tekst ‘Robotarm’.

Heeft de robotarm (een deel van)
de functie van het ruggenmerg
overgenomen?

Slide 33 - Open vraag

Lees de tekst ‘Robotarm’.

De robotarm heeft ook een deel
van de functie overgenomen van:
de hersenen, klieren, zenuwen, het
centraal zenuwstelsel, schrijf de
goede antwoord(en) op.

Slide 34 - Open vraag

Het onderzoek van de aapjes werd gebruikt om ervan te leren. Wat ze geleerd hebben, willen de onderzoekers gebruiken voor mensen die hun armen of benen niet meer kunnen besturen. Negen jaar na dit onderzoek met aapjes was er bijvoorbeeld een Nederlandse man die zijn arm bij een ongeluk had verloren. Met zijn hersenen kan hij nu een robotarm besturen.
Vind jij dat ze onderzoek mogen doen met aapjes? Geef een argument waarom je voor of tegen dit onderzoek kunt zijn. Geef daarna aan wat jouw mening is.
Argument voor dit onderzoek:

Slide 35 - Open vraag

Zenuwen zijn kwetsbaar. Bij beschadiging kunnen ze niet worden hersteld.
In afbeelding links zie je twee wervels uit de wervelkolom.

Leg met behulp van beide afbeelding uit dat de wervelkolom
de zenuwen beschermt.

Slide 36 - Open vraag

Lees de tekst ‘Nepzalf’.

In de tekst staat dat het ruggenmerg minder impulsen doorgaf aan de hersenen.

Welke delen kunnen er nog meer voor hebben gezorgd dat de proefpersonen minder pijn voelden?
A
de hersenen
B
zenuwen die impulsen doorgeven van de hersen naar het ruggenmerg
C
zenuwen die impulsen doorgeven van het ruggenmerg naar de spieren
D
zenuwen die impulsen doorgeven van pijnpunten naar het ruggenmerg

Slide 37 - Quizvraag

In de afbeelding is een zenuwcel schematisch weergegeven.

Geef de namen van de genummerde delen.

Slide 38 - Open vraag

Waar liggen schakelcellen in je zenuwstelsel?

Slide 39 - Open vraag

Wat is de functie van schakelcellen?

Slide 40 - Open vraag

Bij een reflexboog geleiden de schakelcellen ook impulsen naar de hersenen. Toch komt de waarneming van de prikkels bij een reflex pas nadat de reflex heeft plaatsgevonden.
Leg uit hoe dat komt.

Slide 41 - Open vraag

Iemand duwt je tegen je rug. Je voelt de duw, kijkt achterom en duwt terug.
Is het terugduwen een bewuste reactie of een reflex? Leg je antwoord uit.

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Video