Word order

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, havoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today's goals
  • ik ken de basisregel voor woordvolgorde (wdwww)
  •  ik weet wat bijwoorden zijn en waar ze iets over zeggen
  • ik weet dat bepaalde bijwoorden een vaste plaats innemen in een zin

Slide 2 - Tekstslide

1
2
3
4
5
Kevin
watches
in his room

every night

television

Slide 3 - Sleepvraag

Wat weet je nog over woordvolgorde in het Engels?

Slide 4 - Woordweb

Notes! 
De basisregel voor woordvolgorde is:

Wie    -         doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.
Keith       watches            television     in his room     every night.

Slide 5 - Tekstslide

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 6 - Sleepvraag

Wie
doet
wat
waar
wanneer

Jack and Pete
are going
to the cinema
tonight
on a date

Slide 7 - Sleepvraag

Notes! 
Adverbs (bijwoorden)
Zeggen iets over...:

  • hoe vaak (always/never etc)
  • in welke mate (very/really etc)
  • hoe (carefully/quickly)
  • waar (Paris/school)
  • wanneer (yesterday, every day) 

...iets gebeurt.  Voor overzicht, zie pagina 248.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
They always do their homework on Saturday.
B
They do always their homework on Saturday.

Slide 10 - Quizvraag

Waar staan deze woorden in een zin?

Slide 11 - Tekstslide

Adverbs of frequency
Bijwoorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt, kunnen op twee plekken staan:

1. voor het hoofdwerkwoord
We always eat sandwiches for lunch.
We have never seen him before.

Slide 12 - Tekstslide

Adverbs of frequency
2. na een vorm van to be

The teacher is  sometimes late.
Before, he was usually on time.

Slide 13 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never late.
B
We never are late.

Slide 14 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
They sometimes listen to music together.
B
They listen sometimes to music together.

Slide 15 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
He usually is happy.
B
He is usually happy.

Slide 16 - Quizvraag

Put the words in the correct order:
never / studies / He / for English

Slide 17 - Open vraag

Adverbs of degree
Bijwoorden die aangeven in welke mate iets gebeurt, komen altijd voor het woord waar ze iets over zeggen. 

That is really kind of you.
I am almost finished.


Slide 18 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
She is a nice very person.
B
She is a very nice person.

Slide 19 - Quizvraag

Adverbs of manner
Bijwoorden die aangeven hoe iets gebeurt, maak je meestal door -ly achter het bijv. naamwoord te zetten (slowly, loudly etc).  
Staan meestal aan het einde van de zin maar voor het bijwoord van tijd.

She played the bass beautifully yesterday.


Slide 20 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
She climbs carefully the ladder.
B
She climbs the ladder carefully.

Slide 21 - Quizvraag

Adverbs of place 
Bijwoorden die iets zeggen over waar of waarheen staan altijd aan het einde van de zin: 

My bike is in the shed.
Helen  arrived  at her appartment.

Slide 22 - Tekstslide

Adverbs of time 
Bijwoorden die aangeven wanneer iets gebeurt, staan meestal aan het eind van een zin. Als je de tijd extra wil benadrukken, kun je ze ook vooraan in een zin zetten. 

They left two days ago.
At ten o'clock  last Sunday, Helen  arrived  at her appartment.

Slide 23 - Tekstslide

! Donkey bridge !
De P van Place (of plaats) komt voor de T van Time (of tijd) in het alfabet!

They left for France two days ago.
Helen  arrived  at her appartment at ten o'clock  last Sunday. 

Slide 24 - Tekstslide

Which one is correct?
A
She won't go on Friday to the pub.
B
She won't go to the pub on Friday.

Slide 25 - Quizvraag

Which one is correct?
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 26 - Quizvraag

Correct the mistake:

We went last summer on holiday to France.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met/ at a restaurant
A
I met her at a restaurant in town yesterday.
B
I met her yesterday in town at a restaurant.
C
I yesterday met her at a restaurant in town.
D
I met yesterday her in town at a restaurant.

Slide 29 - Quizvraag

Correct word order:

always / The Foo Fighters / at their concerts / play their biggest hits
A
The Foo Fighters play at their concerts their biggest hits always.
B
The Foo Fighters play their biggest hits at their concerts always.
C
The Foo Fighters always play their biggest hits at their concerts.
D
The Foo Fighters play always their biggest hits at their concerts.

Slide 30 - Quizvraag

Correct word order:
Billie / at the Lowlands Festival /
in 2019 / performed
A
Billie performed at the Lowlands Festival in 2019.
B
Billie performed in 2019 at the Lowlands Festival.
C
Billie in 2019 performed at the Lowlands Festival.
D
In 2019, Billie performed at the Lowlands Festival.

Slide 31 - Quizvraag

Bijwoorden van plaats (waar) en tijd (wanneer) staan meestal aan het _________ van de zin.
A
begin
B
einde

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de basisregel?
A
Wie doet wanneer wat waar
B
Wie doet wat wanneer waar
C
Wie doet wat waar wanneer
D
Wat doet wie wanneer waar

Slide 33 - Quizvraag

will bring / I / tomorrow / to school /my reading book

Slide 34 - Open vraag

Today's goals
  • ik ken de basisregel voor woordvolgorde (wdwww)
  •  ik weet wat bijwoorden zijn en waar ze iets over zeggen
  • ik weet dat bepaalde bijwoorden een vaste plaats innemen in een zin

Slide 35 - Tekstslide

Hoe vond je het gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Today
  • word order
  • work on Unit 6.2 

Slide 37 - Tekstslide