Politiek oefentoets periode 2

Maatschappijkunde
Oefentoets Politiek periode 2


1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijkunde
Oefentoets Politiek periode 2


Slide 1 - Tekstslide


Wat is politiek?
A
Het maken van keuzes en nemen van besluiten over het land, provincie en gemeente
B
Alle politici en ambtenaren bij elkaar
C
Democratie
D
Het recht om te mogen stemmen

Slide 2 - Quizvraag

Een persoon of groep is de baas van het land, dit is een...
A
Democratie
B
Dictatuur
C
Rechtstaat
D
Monarchie

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn grondrechten?
A
Belangrijke dingen die je mag doen
B
Plichten in een democratie
C
Plichten in een dictatuur
D
Belangrijke dingen je moet doen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen belangrijk kenmerk van de Nederlandse democratie?
A
De macht is verdeeld.
B
De minister-president regeert.
C
Er is een grondwet.
D
Het parlement heeft de hoogste macht.

Slide 5 - Quizvraag

Nederland noem je een parlementaire democratie omdat:
A
er vrije verkiezingen zijn.
B
ons land een grondwet heeft.
C
er geheime verkiezingen zijn
D
het parlement de macht heeft

Slide 6 - Quizvraag

De rechter laat zich door niemand beïnvloeden en houdt zich aan het wetboek. Dit heeft te maken met
A
Alle burgers hebben grondrechten
B
De overheid moet zich ook aan de wet houden
C
Er is onafhankelijke rechtspraak
D
er is democratie

Slide 7 - Quizvraag

"Tweede Kamer akkoord met bezuinigingen inde gezondsheidszorg"
Over welk kenmerk van een democratie gaat bovenstaande zin?
A
Er zijn vrije en geheime verkiezingen.
B
Het parlement beslist met meerderheid van stemmen.
C
Iedereen heeft grondrechten.

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de onderstaande kenmerken past bij een dictatuur?
A
Veel rechten
B
Overheid controleert de media
C
Je mag demonsteren
D
Veel vrijheden

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een dictatuur?
A
1 persoon neemt de beslissingen
B
De leider is niet door het volk gekozen
C
Een parlement
D
Burgers met kritiek worden opgepakt

Slide 10 - Quizvraag

Een wetsvoorstel wordt een wet als …………………… over het voorstel heeft gestemd.
Wat hoort bij de puntjes te staan?:
A
de Tweede Kamer
B
de ministers en de minister-president
C
het parlement
D
de Eerste Kamer

Slide 11 - Quizvraag

Waarmee eindigt een geslaagde kabinetsformatie?
A
Een handtekening van de Koning
B
Als er een coalitie is
C
Een regeerakkoord
D
Het beëdigen van ministers en staatssecretarissen

Slide 12 - Quizvraag

Het Parlement bestaat uit...
A
De Eerste en Tweede Kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel leden zitten er in de Eerste Kamer?
A
75
B
76
C
100
D
150

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel leden zitten er in de Tweede Kamer?
A
75
B
150
C
200
D
250

Slide 15 - Quizvraag

Het kabinet bestaat uit..
A
Eerst en Tweede Kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen

Slide 16 - Quizvraag

De partijen die níet in de regering zitten zijn de:
A
Oppostiepartijen
B
Coalitiepartijen
C
Regeringspartijen

Slide 17 - Quizvraag

De partijen die in de regering zitten zijn de:
A
Oppostiepartijen
B
Coalitiepartijen

Slide 18 - Quizvraag

De regering bestaat uit...
A
Eerste en Tweede kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen
D
Parlement en Koning

Slide 19 - Quizvraag

Tabel 1. Bekijk de vraag.

Slide 20 - Tekstslide

Bekijk tabel 1. Wat is het goede antwoord?
A
Juist, Onjuist, Juist, Juist
B
Onjuist, Juist, Onjuist, Juist
C
Onjuist, Onjuist, Onjuist, Juist
D
Juist, Onjuist, Onjuist, Juist

Slide 21 - Quizvraag

Tekst 1

Slide 22 - Tekstslide

Lees tekst 1. Wordt het wetsvoorstel uit tekst 1 ook echt ingevoerd?
A
Ja, want de Eerste Kamer is akkoord gegaan.
B
Nee, want de Tweede Kamer moet nog akkoord gaan.
C
Nee, want een coalitiepartij steunt het voorstel niet.

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel zetels moet je hebben voor een meerderheid in de Eerste Kamer?
A
38
B
75
C
76
D
150

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel zetels moet je hebben voor een meerderheid in de Tweede Kamer?
A
38
B
75
C
76
D
150

Slide 25 - Quizvraag

Tekst 2

Slide 26 - Tekstslide

Lees tekst 2. Hoeveel zetels hebben de VVD en de PvdA op 31 maart 2015 samen in
de Tweede Kamer?
A
38
B
75
C
76
D
150

Slide 27 - Quizvraag

Hoe wordt iemand minister-president van Nederland?
Hij/zij wordt
A
aangewezen door de Koning.
B
benoemd door het parlement.
C
direct gekozen door de burgers.
D
meestal aangewezen door de grootste regeringspartij.

Slide 28 - Quizvraag

Op Eerste Kerstdag houdt Koning Willem-Alexander een kersttoespraak.

Wie is verantwoordelijk voor de uitspraken in de kersttoespraak van de Koning?
A
de ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken
B
de Koning zelf
C
de minister-president en de ministers
D
het Nederlandse parlement

Slide 29 - Quizvraag

Einde oefentoets

Slide 30 - Tekstslide