debatteren

Debatteren
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Debatteren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert bij debatteren je eigen mening te onderbouwen en goed onder woorden te brengen.
  • Je leert ook kritisch te luisteren en je te verplaatsen in de gedachten van anderen.
  • Je leert anderen te overtuigen.

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord 'debatteren'? Schrijf dit in 3 steekwoorden op.

Slide 3 - Open vraag

Discussiëren
Debatteren 
Je gesprekspartner overtuigen
Het publiek overtuigen
  • Je moeder overtuigen dat je écht vanavond bij je vrienden moet zitten. 
  • Je docent overtuigen het s.o. een week te verplaatsen. 
  • Het publiek overtuigen dat de school pas om 9 uur zou moeten beginnen. 

Slide 4 - Tekstslide

Openingsspeech
  • Stelling inleiden (voor)
  • Argumenten voor de stelling uitleggen 
Slotspeech
  • Samenvatten belangrijkste meningsverschillen 
  • Uitleggen waarom jullie het 'meest' gelijk hebben! 

Slide 5 - Tekstslide

Regels tijdens het debat:
1. Debatleider leidt de discussie en bepaalt wie en wanneer er mag praten.
2. Je gaat staan wanneer je jouw argument noemt.
3. Je gebruikt geen scheldwoorden. 
4. Blijf bij de stelling. 
5. Je valt nooit een persoon aan, maar de argumenten van de persoon. 
6. Je lacht een ander niet uit
7. De jury bepaalt -samen met de docent- wie er gewonnen heeft.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Waaruit bestaat de eerste fase van het debat? En de tweede? En de derde?

Slide 9 - Open vraag

Welke partij heeft volgens jullie gewonnen?
Voor de stelling
Tegen de stelling

Slide 10 - Poll

Wat is een goede stelling?

Slide 11 - Tekstslide

Een goede stelling:


  • bevat geen ontkenning
  • bevat geen argumenten
  • Je kunt er voor of tegen zijn
  • is kort en bondig
  • is interessant voor voor- en tegenstanders

Slide 12 - Tekstslide

Welke stelling is niet goed geformuleerd
A
Wietteelt moet gelegaliseerd worden
B
Gamen is slecht voor je
C
Ouders moeten zelf betalen voor schoolboeken
D
Alle Nederlanders moeten verplicht orgaandonor worden

Slide 13 - Quizvraag

Stellingen
In de volgende side staan vier stellingen.
Jullie gaan in tweetallen argumenten bij de stellingen bedenken:
-Drie argumenten voor.
-Drie argumenten tegen.

Slide 14 - Tekstslide

Stellingen
A. Het openbaar vervoer moet gratis worden.
B. Er moet een suikertaks komen. Dat betekent dat producten waarin veel suiker zit duurder wordt.
C. Vliegtickets moeten veel duurder worden.
D. Licht-alcoholische dranken moeten ook voor jongeren van 16 jaar of ouder toegestaan zijn.

Slide 15 - Tekstslide

En dan nu het debat....
Ben je voor de stelling dan ga je aan de linkerkant staan
Ben je tegen de stelling dan ga je rechts staan
De docent is debatleider.
De klas is publieksjury

Slide 16 - Tekstslide

timer
1:30

Slide 17 - Tekstslide

Tops (wat deden leerlingen goed)

Slide 18 - Open vraag

Tips (wat kunnen leerlingen beter doen?)

Slide 19 - Open vraag