H2 en h3 markt en overheid (pw-week)
1 / 26
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ik heb h2 en h3 begrepen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Oligopolie
A
Veel aanbieders en een homogeen product
B
Weinig aanbieders en een homogeen of heterogeen product
C
Veel aanbieders en een heterogeen product
D
Eén aanbieder en een homogeen product
Slide 3 - Quizvraag
Monopolistische concurrentie
A
Veel aanbieders en een heterogeen product
B
Veel aanbieders en een homogeen product
C
Eén aanbieder en een homogeen product
D
Weinig aanbieders en een homogeen product
Slide 4 - Quizvraag
Wat is er 'monopolistisch' aan de marktvorm monopolistische concurrentie?
A
Er is maar één aanbieder
B
De consument heeft maar keuze uit één product
C
De ondernemer is monopolist voor zijn eigen product en klantenkring
Slide 5 - Quizvraag
volkomen concurrentie
monopolie
oligopolie
monopolistische concurrentie
Slide 6 - Sleepvraag
Hieronder staan vijf organisaties. Geef van elke organisatie aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep deze naar de juiste plek.
Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internet
NS
Microsoft
Onderwijs
Slide 7 - Sleepvraag
Sleep naar de juiste plek
H3.4
Monopolie
Oligopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen
concurrentie
concurrentie
Slide 8 - Sleepvraag
Waaraan kun je in de grafiek herkennen dat het gaat om een volkomen concurrentie?
A
horizontaal lopende GTK-lijn
B
aflopende GTK-lijn
C
horizontaal lopende GO-lijn
D
aflopende GO-lijn
Slide 9 - Quizvraag
Bij een monopolie
A
is de prijs een gegeven
B
is de prijsafzetlijn een dalende lijn
C
geldt P=GO=MO
D
maakt de producent altijd winst
Slide 10 - Quizvraag
TO
GTK
TW
Winstmarge
TO - TK
TK/Q
P * Q
GO - GTK
Slide 11 - Sleepvraag
MK
MO
GO
GTK
Slide 12 - Sleepvraag
TO = TK
Qv = Qa
MO = 0
MO = MK
GO = GTK
Break-even
Maximale omzet
Maximale winst
Marktevenwicht
Slide 13 - Sleepvraag
De monopolist kan zijn winst vergroten door prijsdiscriminatie.
Wat is prijsdiscriminatie?
Wat is prijsdiscriminatie?
A
verschillende groepen
verschillende prijzen
B
gelijksoortige groepen
verschillende prijzen
C
gelijksoortige groepen
dezelfde prijzen
D
verschillende groepen
dezelfde prijzen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van prijsdiscriminatie?
A
Spitstarief in de trein
B
Seniorenkorting in het museum
C
Een medium milkshake
D
Benzine aan de snelweg
Slide 15 - Quizvraag
Een voorbeeld van prijsdiscriminatie is ....
A
1e en 2e klas kaartje bij de NS
B
kinder- en volwassen kaartje bij de Efteling
C
prijsverschil tussen gewone en biologische melk
D
'2 halen, 1 betalen' bij de AH
Slide 16 - Quizvraag
Je kunt ...(1)... voor een paar sportschoenen bepalen
door ...(2)... te verminderen met
...(3)...
de marktprijs
de betalingsbereidheid
het consumentensurplus
Slide 17 - Sleepvraag
Een prijzenoorlog houdt in:
A
Bedrijven verhogen steeds de prijzen
B
Bedrijven verlagen steeds de prijzen
C
Prijzen stijgen meer
dan inflatie
D
Landen beperken import goedkope producten
Slide 18 - Quizvraag
Zet de kenmerken bij de juiste marktvorm.
Oligopolie
Monopolistische concurrentie
Weinig aanbieders
Veel aanbieders
Heterogene goederen
Risico op kartels
Vaak ontstaat een marktleider
Meestal vrije toetreding
Slide 19 - Sleepvraag
Kartels zijn voor de producent
A
Gunstig
B
Ongunstig
Slide 20 - Quizvraag
Bij welke marktvorm(en) komen kartels voor?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistsiche concurrentie
D
Volkomen concurrentie
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de prijs
bij maximale omzet.
bij maximale omzet.
A
65
B
35
C
30
D
50
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de prijs
bij maximale winst
bij maximale winst
A
65
B
25
C
70
D
50
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de prijs
bij break even.
bij break even.
A
80 en 30
B
80 en 50
C
30 en 50
D
30 en 100
Slide 24 - Quizvraag
Ik heb h2 en h3 begrepen!
😒🙁😐🙂😃
Slide 25 - Poll
Ik heb nog energie voor de laatste lesweek.
😒🙁😐🙂😃
