Naut thema 4

Quiz
Naut

thema 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Quiz
Naut

thema 4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat versta je onder kracht?
A
Iemand die zijn spierballen laat zien.
B
Dat iets in beweging wordt gezet.
C
Kracht is altijd groot.
D
Kracht kan je niet zien.

Slide 3 - Quizvraag

Welke kracht gebruik je?

Je fiets naar school.
A
Zwaartekracht
B
Spierkracht
C
Veerkracht
D
alle drie

Slide 4 - Quizvraag

Welke kracht gebruik je?

Je laat je van de duikplank vallen.
A
Zwaartekracht
B
Spierkracht
C
Veerkracht
D
Geen kracht

Slide 5 - Quizvraag

Welke kracht gebruik je?

Je schiet een elastiekje weg.
A
Zwaartekracht
B
Veerkracht
C
Geen kracht
D
Spierkracht

Slide 6 - Quizvraag

Wat is vermogen?

Slide 7 - Woordweb

Wat heeft een hefboom?

Slide 8 - Sleepvraag

Stelling:
Een hefboom heeft altijd twee gelijke armen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Stelling:
Een hefboom gebruik je om kracht te vergroten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Welke zinnen zijn waar?
A
Op een fiets zittend de tandwielen tegen elkaar aan.
B
Tandwielen die met een ketting verbonden zijn, draaien dezelfde kant op.
C
Als je de trapper van een fiets zonder versnelling een keer ronddraait, draait je achterwiel ongeveer 2,5 keer rond.
D
Als je naar een hogere versnelling schakelt, hoef je minder zwaar te trappen.

Slide 12 - Quizvraag

Welke zinnen zijn waar?
A
Met kracht kun je iets in beweging zetten.
B
Vertragen gaat vanzelf.
C
Wrijving en luchtweerstand remmen bewegende voorwerpen af.
D
Zware voorwerpen krijg je makkelijker in beweging dan lichte.

Slide 13 - Quizvraag

Hoort bij een hefboom.
A
Is een overbrenging.
B
Vergroot je kracht
C
Heeft een draaipunt.
D
Zit in een takel.

Slide 14 - Quizvraag

Hoort bij een katrol.
A
Is een overbrenging.
B
Vergroot je kracht.
C
Heeft een draaipunt.
D
Zit in een takel.

Slide 15 - Quizvraag

Met een katrol verander je de richting van de kracht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Met een enkele katrol vergroot je de trekkracht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

In een takel zitten meerdere katrollen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Hoe meer katrollen hoe meer spierkracht je nodig hebt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat is waar over gekleurde informatie?
A
Gekleurde informatie geeft de feiten weer.
B
'Prachtig' en 'heerlijk' zijn voorbeelden van gekleurde informatie.
C
Gekleurde informatie is voor iedereen hetzelfde.
D
Gekleurde informatie is informatie met een bepaalde kleur.

Slide 20 - Quizvraag

Jullie hebben de quiz goed gemaakt.
Door deze....... krijg je een goede.........
( denk maar aan de bal tegen de muur)

Slide 21 - Open vraag