Kunstgeschiedenis 1900-1950

Kunstgeschiedenis 1900-1950
  • futurisme-Italië
  • dadaïsme
  • Bauhaus, Duitsland
  • De stijl, Nederland
  • Expressionisme
  • Kubisme
  • Abstracte kunst
  • Surrealisme
  • Functionalisme
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vorming, kunstgeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 8 videos.

Onderdelen in deze les

Kunstgeschiedenis 1900-1950
  • futurisme-Italië
  • dadaïsme
  • Bauhaus, Duitsland
  • De stijl, Nederland
  • Expressionisme
  • Kubisme
  • Abstracte kunst
  • Surrealisme
  • Functionalisme

Slide 1 - Tekstslide

FUTURISME 1909-1916
  • future = Franse woord voor toekomst.
  • Techniek speelt grote rol; uitvinding auto, trein, vliegtuig.
  • beweging is vooruitgang, snelheid, machines, kracht, geluid, licht, film.
  • schilderkunst; herhaling vormen, opeenvolgende momenten tegelijkertijd weergeven.
  • Beeldhouwkunst; uitbeelden van beweging, glimmende materialen. 
  • Italië; Umberto Boccioni, Luigi Russolo

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Dadaïsme  1916
  • Gewone dingen tot kunst verklaren.
  • Antikunst, afzetten, choqueren.
  • Belachelijk maken van officiële kunst met humor en ironie.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Bauhaus 1919-1933
  • School voor vormgeving in Duitsland, goede woningen voor iedereen. Gebruik van skeletbouw, staal, beton, veel glas.
  • constructie duidelijk zichtbaar
  • Functionele vormgeving. Kunst voor iedereen. Goedkoop. 
  • Toepassing van wiskundige vormen voor massaproductie.
  • Totaalkunst vooral van gebruiksvoorwerpen.
  • Gebruik van nieuwe materialen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Architektuur, gebruiksvoorwerpen
       architektuur, gebruiksvoorwerpen
Vorm; praktisch, functioneel,
geen versieringen

Slide 9 - Tekstslide

schilderkunst

Slide 10 - Tekstslide

De Stijl 1917-1931
  • Kunsttijdschrift heet de stijl.
  • Kunst is koel en onpersoonlijk; basisvormen (vierkant, driehoek, rechthoek, cirkel), verticale en diagonale lijnen en basiskleuren (rood, geel, blauw, wit en zwart) .
  • Mondriaan; schilderijen
  • Rietveld; meubels en huizen; rietveldhuis en rietveldstoel.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Expressionisme 1905-1940
  • Uitdrukken van gevoel, Munch
  • fauvisten, kleuren sterker maken, kleur=gevoel , Matisse, van Dongen
  • Der blaue reiter, Die Brucke,; vormverandering en sociale engagement, Kirchner en Kandinsky
  • Onnatuurlijk felle kleuren, Gaugin
  • grove penseelstreek, Kirchner
  • sociaal engagement
  • vervorming expressie, Zadkine, Marini

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Kubisme 1905-1920
  • pre-kubisme- Paul Cesanne. 
  • kijken naar Afrikaanse kunst. 
  • Picasso. Braques
  • Geometrische vormen, kubussen, kegels en bollen, vereenvoudigd.
  • verschillende invalshoeken
  • Collagestijl.
  • Landschappen, mensen en stillevens.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Abstracte kunst 1905-1920
  • Je kan niet zien wat het voorstelt. 
  • Verbeelding van sfeer/emotie/idee
  • Vormgeving is belangrijker dan wat het voorstelt.
  • Schilderkunst; Geometrische en Organische vormen, weinig details, weinig ruimtewerking, ritme en contrasten.
  • Beeldhouwkunst; Geometrische of Organische vormen, details weggelaten.
  • Architectuur; Geometrische vormen, geen verwijzingen naar andere stromingen in de architectuur. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Surrealisme, 1920-1940
  • Boven de werkelijkheid.
  • Freud-Droomwereld, het onderbewuste.
  • Voltagetechniek; automatisch schrijven. Ernst.
  • Dali, leed aan paranoia, schildert heel precies maar geeft dingen een andere betekenis zodat het vervreemdend werkt, Een horloge dat uitloopt, zitten op lippen.
  • herkenbare voorstelling , maar raar. vervreemdend.
  •  heel gedetailleerd

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide