H5 - taalverzorging - bijvoeglijk naamwoord (les 1)

Spelling H5
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling H5

Slide 1 - Tekstslide

Planning:

  • Uitleg spelling H5: bijvoeglijke naamwoorden
  • Zelf werken
  • Quiz
  • Uitleg boekopdracht

Slide 2 - Tekstslide

Zijn er vragen/onduidelijkheden?

Slide 3 - Open vraag


Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kan je een bijvoeglijk naamwoord herkennen
  • weet je hoe je de lange en korte vorm spelt



Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 5 - Open vraag


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

  • B1J is een leuke klas.
  • Die grappige Jonathan weet het altijd beter.
  • Ons vakantiehuis is prachtig.

Slide 6 - Tekstslide


Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).

  • Een leuke klas / De klas is leuk.
  • De grappige jongen / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 7 - Tekstslide


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?







Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een mooi meisje                      Een mooie jongen

Een groot huis                          Een grote flat

Waarom is dat?

Slide 8 - Tekstslide


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Kort:
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is)
     Een groot vakantiehuis // Een mooi gerecht
  • Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
     Die scholier is fantastisch. // Het huis is schitterend.

Lang:
  • Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
     De grote jongen // Het mooie gerecht
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
     Een leuke vriendin // Een fantastische show
  • Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.
     Slimme leerlingen // Grote groepen

Slide 9 - Tekstslide


Hoe schrijf je de lange vorm?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
De lange vorm:
  • Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne


  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse / glad, gladde / wit, witte
  • Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.​
  • Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze

Slide 10 - Tekstslide


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met -en.

  • De gouden beker
  • De papieren versie
  • Het katoenen shirtje
  • De wollen sjaal

Let op: bij 'moderne stoffen' en stoffen met een naam geleend uit een andere taal is er vaak geen uitgang met -en.

  • De plastic stoel
  • De suède jas
  • De corduroy broek

Slide 11 - Tekstslide


Aan de slag!




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Hoofdstuk 5 - Taalverzorging (blz. 132-133)
Grammatica - bijvoeglijk naamwoord

Opdracht 1 t/m 3

LET OP je percentage. Stel vragen als je fouten maakt die je niet begrijpt. 
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Ik kan een bijvoeglijk naamwoord herkennen en goed spellen

Slide 13 - Poll

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 17 - Quizvraag

Huiswerk 
Hoofdstuk 5 - Taalverzorging (blz. 132-133)
Grammatica - bijvoeglijk naamwoord
Opdracht 1 t/m 3

Slide 18 - Tekstslide

                                               
                                                           https://www.youtube.com/watch?v=cXGMHJ8GLEY
Eisen filmpje:
  • max 5 minuten
  • verhaallijn boek (kort) + info schrijver (kort)
  • vertel over je leeservaring
  • benoem de boodschap van het boek
  • maak het persoonlijk; wat betekent de boodschap/het boek voor jou?
  • is het (dus) een aanrader, ja of nee (Why I hate this book)? Waarom moeten anderen dit boek wel / niet lezen?

Slide 19 - Tekstslide

 bedoeling/boodschap
Wat wil de schrijver met dit boek bereiken? Waarom schreef hij dit boek?

Slide 20 - Tekstslide

Wonder, R.J. Palacio

Iedereen zou dit boek moeten lezen, omdat je leert waar het in het leven echt om gaat. Iedereen zou Wonder moeten lezen omdat het een krachtige boodschap heeft: niet je uiterlijk, maar je innerlijk maakt wie je bent. Iedereen zou Wonder moeten lezen, omdat het je wakker schudt, ontroert en boeit tot het eind.

Wil je een ontroerend, lief en inspirerend boek lezen, kies dan voor Wonder.

Slide 21 - Tekstslide