Thema 7 Regeling

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Regeling

Homeostase: het in stand houden van een dynamisch evenwicht in het inwendige milieu van organismen.

Regeling door: sensor (meten van waarde) en instelling normwaarde (in hersenen), deze informatie wordt doorgegeven aan hersenen, hierdoor wordt effector aangestuurd.

Binas 89C

negatieve terugkoppeling

Manieren van regulatie

1. Door hormonen: traag;

2. door zenuwen: snel.

exocriene klier: naar buiten

endocriene klier

Hormonen zijn alleen werkzaam in organen waarvan cellen receptoren bezitten: doelwitorganen.

Hormoonspiegel: concentratie van een hormoon in het bloed.

Reactie op hormoon afhankelijk van hormoonspiegel en aantal receptoren op doelwitorgaancellen.

Binas 89

signaalcascade: meerdere schakels

geproduceerde hormonen: tabel 89A

neurosecretie: hormoon door neuron gemaakt

Deel Binas 89A

Hormonale regulatie bloedsuikerspiegel: alvleesklier

5 mmol/l

eilandjes van Langerhans

informatie komt via zintuigen

Werking

• Prikkels komen een zintuig (receptor) binnen
• Impulsen ontstaan
  
• Door zenuwen (conductoren) doorgegeven
• Spier- en kliercellen: effectoren

Gliacellen ondersteunen de neuronen, maken myeline, bescher-men en voeden, homeostase weefselvloeistof neuronen, 9:1 (g:n)

neurotransmitters geven signaal door

Cell junction: verbinding tussen cellen, zorgen voor communicatie tussen neuronen, of neuronen en andere cellen

Zenuw

• Zenuw: zenuwcellen
• Bindweefsel eromheen als bescherming
• Gevoelszenuw: enkel gevoelszenuwcellen, gemengde zenuw: beide typen, bewegingszenuw: 

enkel bewegingszenuwcellen

Binas 88

cellichamen sensorische zenuwen

Binas 88

vaste, snelle, onbewuste reactie op prikkel

Dubbele innervatie: vanuit parasympatische deel en vanuit orthosympatische deel

Ongemyeliniseerde uitloper

Gemyeliniseerde uitloper: sprongsgewijze impulsgeleiding

Na+ en K+ kanalen openen

Alleen K+ kanalen openen

Summatie

Als signaal kort na elkaar binnenkomt én ionen zijn nog niet terug: signalen kunnen optellen en leiden tot actiepotentiaal.

Waarschijnlijkheid, onzekerheid

Natuurwetenschappelijk onderzoek: twee groepen onderzoeken.

Als de kans dat het verschil tussen beide groepen toevallig is groter dan 5% is:  niet significant. p-waarde geeft de ze kans weer, moet dus 0,05 of lager zijn voor significant verschil.

Betrouwbaarheid, validiteit

Betrouwbaar onderzoek:

• bij vaak herhalen zelfde resultaat;
• nauwkeurig, zonder toevallige fouten.

Valide onderzoek: onderzoek waarbij geen systematische fouten gemaakt zijn (zoals verkeerd aflezen, verkeerde metingen).