Europa hoofdstuk 3 opgaven maken uit boek en open vragen

Europa hoofdstuk 3 
Open vragen
Opgaven maken uit het boek

HEEL NUTTIG
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Europa hoofdstuk 3 
Open vragen
Opgaven maken uit het boek

HEEL NUTTIG

Slide 1 - Tekstslide

Opgave 3.13
Als bbp stijgt stijgen ook belastingontvangsten. Hierdoor verbetert het saldo B-O

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 3.13
C. Wat moet overheid doen om in scenario 3 het tekort op nul te houden?
Bezuinigen op uitgaven of belastingen verhogen

D. Welk gevolg heeft dit ingrijpen van de overheid op de conjunctuur (bestedingen)?
bestedingen dalen en verslechteren nog meer dus

Slide 3 - Tekstslide

Hoe groot mag begrotingstekort zijn in procenten van het bbp?

Slide 4 - Open vraag

Hoe groot mag de staatsschuld zijn in procenten van het bbp?

Slide 5 - Open vraag

Waarom verbeteren de overheidsfinancien (B-O) bij economische groei?

Slide 6 - Open vraag

Er is laagconjunctuur. Welke twee dingen doen bij anti-cyclisch beleid?

Slide 7 - Open vraag

Er is hoogconjunctuur. Welke twee dingen doen bij anti-cyclisch beleid?

Slide 8 - Open vraag

Maken
3.15 t/m 3.18
timer
5:00
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 3.15
A. 0,75 X 0,8 X € 25.000 = € 15.000
B. Nieuwe bruto loon = € 25.000 X 1,1 = € 27.500
Nieuwe netto loon= € 27.500 X 0,75 = € 20.625
Consumptie wordt € 20.625 X 0,75 = € 15.468,75
Consumptie stijgt met (15.468,75 - 15.000)/ 15.000 X 100 %
 3,1 %. Dat is lager dan de 10 % stijging van bruto loon

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 3.15      C.
Doordat de consumptie relatief minder sterk stijgt dan het inkomen. Dit komt doordat je procentueel meer moet inleveren bij een stijging van het inkomen waardoor je hier netto minder aan overhoudt

Slide 11 - Tekstslide

Examenopgave
10 minuten in stilte
12 minuten zachtjes overleg
timer
10:00
timer
12:00

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 3.16
A. Wat valt je op wanneer je naar de cijfers kijkt

B. Dit was voor coronasteun door overheid. Wat zal beeld zijn een jaar later. Benoem teller en noemer. 
Schuld
BBP       X 100 %
timer
1:30

Slide 13 - Tekstslide

Opgave 3.16
A. Veel landen voldoen niet aan 60 % eis
B. Overheid is veel geld gaan uitgeven aan inkomenssteun. Hiervoor hebben ze schulden gemaakt. BBP is gedaald. De schuldquote is dus gestegen

Slide 14 - Tekstslide

Placering
Welkom!

Slide 15 - Tekstslide

Bestudeer 
Belangrijke begrippen Europa
timer
2:00

Slide 16 - Tekstslide

3.18 en 3.19
Waarom betaalt zwerver hogere rente dan leraar. Gebruik woord risico

Leg uit dat hoge overheidsschuld de overheid kwetsbaar maakt. Gebruik rentestand


timer
1:30

Slide 17 - Tekstslide

3.18 en 3.19
Waarom betaalt zwerver hogere rente dan leraar. Gebruik woord risico
Bij zwerver is risico groter dat geld niet terugbetaald wordt. Als compensatie voor risico wordt hogere rente gerekend

Leg uit dat hoge overheidsschuld de overheid kwetsbaar maakt. Gebruik rentestand
Als rente(percentage) stijgt stijgen de renteuitgaven ook waardoor begrotingstekort verder kan oplopen en dus de schuld


Slide 18 - Tekstslide

Waarom zijn werkloosheidsuitkeringen een automatische stabilisator bij laagconjunctuur?

Slide 19 - Open vraag

3.20
Leg uit dat hoge schuld kan leiden tot hogere rentestand
(denk aan vraag en aanbod)

Leg uit dat hogere rentestand kan leiden tot hogere staatsschuld


timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

3.20
Leg uit dat hoge schuld kan leiden tot hogere rentestand
(denk aan vraag en aanbod)
Hoge schuld betekent meer vraag naar leningen
Meer vraag naar leningen leidt tot stijging van de rente

Leg uit dat hogere rentestand kan leiden tot hogere staatsschuld
Rente-uitgaven zullen stijgen. Hierdoor grote kans op begrotingstekort waardoor schuld stijgt


timer
3:00

Slide 21 - Tekstslide

Maken
3.21 t/m 3.24

timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden
3.22  Als de rente (die je betaalt) negatief is dan betekent dit dat je rente ontvangt over je schuld
3.23
3.21

Slide 23 - Tekstslide

Antwoord 3.24

Slide 24 - Tekstslide

Stel inflatie is hoog. Wat doet ECB met rente? Leg uit met tussenstappen wat effect is

Slide 25 - Open vraag

ECB
Europese Centrale Bank
Zorgt voor munten en bankbiljetten
Toezicht op banken

Doel: inflatie rond 2 % houden
bijsturen via rente instrument

Slide 26 - Tekstslide

Rente instrument
Inflatie is hoog (bijvoorbeeld 15 %)
ECB verhoogt de rente
De banken rekenen hoge rente
Leningen nemen af
Bestedingen nemen af
Prijspeil daalt

Slide 27 - Tekstslide

Rente instrument
Inflatie is laag(bijvoorbeeld 1 %)
ECB verlaagt de rente
De banken rekenen lagere rente
Leningen nemen toe
Bestedingen nemen toe
Prijspeil stijgt

Slide 28 - Tekstslide

De Europese Centrale Bank bepaalt

De ECB heeft geen directe invloed op stijgende prijzen en hebben slechts één instrument om de inflatie indirect te beïnvloeden: de rente










De rente werkt als het gas- of rempedaal van de economie. Door een renteverhoging zullen de prijzen dalen, of in ieder geval minder snel stijgen. Door een renteverlaging zullen de prijzen sneller stijgen.

Slide 29 - Tekstslide

Beantwoord 3.25

Slide 30 - Open vraag

Antwoord     3.25
A

B

Slide 31 - Tekstslide

Omcirkel juiste woorden bij 3.27

Slide 32 - Tekstslide

Antwoord

Slide 33 - Tekstslide

Maken

3.25 t/m 3.31
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

Maak de puzzel

Slide 35 - Tekstslide