Paragraaf 4 druk H6 werktuigen

paragraaf 4 druk 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

paragraaf 4 druk 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

A
m = 18kg
g = 10 m/s2
Fz = ?N

Fz = m x g
Fz = 18 x 10 

Fz = 180N

Slide 3 - Tekstslide

B
Fz = 180N

1cm : 30N
? Cm : 180N

180 / 30 = 6 cm

Slide 4 - Tekstslide

C
Zwaartepunt

Slide 5 - Tekstslide

D

Slide 6 - Tekstslide

E deel 1
Fzlinks = ?N
l = 1,2m
Fzrechts = 180N
l = (6,4 / 2) - 1,4 = 1,8m

Ml = Mr
Fzlinks x l = Fzrechts x l
Fzlinks x 1,2 = 180 x 1,8

(Fzlinks x 1,2 = 324)
Fz links = (324 / 1,2 ) = 270N

Slide 7 - Tekstslide

E
Fz = 270N
g = 10 m/s2
m = ?kg

Fz = m x g
270 = m x 10

m = (270 / 10) = 27kg

Slide 8 - Tekstslide

druk
druk = kracht / oppervlakte
P = F / A

P = druk  in Pascal (Pa) of newton per vierkante meter (N/m^2)
F = kracht in Newton (N)
A = oppervlakte in vierkante meter (m^2)
1 Pa = 1 N/m^2

Slide 9 - Tekstslide



(plaatje)
Hoe groter de kracht, des te groter de druk
Hoe groter het oppervlak, des te kleiner de druk

Slide 10 - Tekstslide

LET OP!!!
moment in Nm                druk in N/m^2

moment = kracht x arm
moment = Newton x meter = Nm

druk = kracht / oppervlakte
druk = newton / vierkante meter = N/m^2

Slide 11 - Tekstslide

A = oppervlakte
oppervlakte van een cirkel =

oppervlakte rechthoek = lengte x breedte 

π.r2

Slide 12 - Tekstslide

LET OP!!!!
LET OP!!!!
bij een rechthoek geven ze vaak lengte, breedte en hoogte! maar de hoogte is niet nodig voor het berekenen van de oppervlakte (wel voor inhoud). dit is om je te verwarren!!

bij een cirkel krijg je vaak de diameter! je hebt de straal nodig voor het berekenen van de oppervlakte

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

oppervlakte
Een baksteen (massa = 1,2kg) heeft zijden van 18 cm bij 6cm bij 3cm. Je kunt de baksteen op verschillende manieren neerzetten / neerleggen. 
A.) bereken wat de kleinste oppervlakte is waarop je de baksteen neer kunt zetten.
B.) bereken de grootste oppervlakte waarop je de baksteen neer kunt zetten.

Slide 15 - Tekstslide

oppervlakte
Een baksteen (massa = 1,2kg) heeft zijden van 18 cm bij 6cm bij 3cm. Je kunt de baksteen op verschillende manieren neerzetten / neerleggen. 
C.) bereken de kracht die de baksteen op de ondergrond uitoefend.
D.) bereken de kleinst mogelijke druk die de baksteen uit kan oefenen in pascal.

Slide 16 - Tekstslide

oppervlakte 
Een stoelpoot is een ronde holle buis. De diameter van de binnenste cirkel is 1,0cm. de diameter van de buitenste cirkel is 1,5cm. 
A.) maak een tekening van de situatie.
B.) Bereken de oppervlakte van de binnenste cirkel in cm^2 (holle gedeelte).
C.) Bereken de oppervlakte van 1 stoelpoot in cm^2.

Slide 17 - Tekstslide

druk
Op de stoel (massa = 8kg) uit de vorige opdracht gaat een persoon zitten (massa 65kg). de stoel heeft 4 poten.
A.) bereken de oppervlakte van 4 stoelpoten in m^2.
B.) bereken de kracht die de persoon inclusief stoel op de ondergrond uitoefenen.
C.) Bereken de druk op de ondergrond in Pa.
D.) stel de stoel staat op een vloer van zeil (PVC). kan de vloer deze druk aan?

Slide 18 - Tekstslide

omrekenen
14,63 cm^2 = ..............m^2
2.907 mm^2 = ................m^2

1.000 Pa = ............... N/m^2
87.590 Pa = ............... N/hm^2
4.500 Pa = .............. kN/cm^2

Slide 19 - Tekstslide

Wegzakkende Koe
Een koe (m = 430kg) loopt in een blubberig weiland en zakt weg met zijn pootjes. 1 poot heeft een oppervlak van 115cm2. 

A.) Bereken het gewicht van de koe. (Gewicht van de koe op de ondergrond is even groot als de zwaartekracht)
B.) Reken de oppervlakte uit van alle poten van de koe samen in m2.
C.) Bereken de druk die de koe op de ondergrond uitoefende in Pascal.


Slide 20 - Tekstslide

A
m = 430kg
g = 10 m/s2
Fz = ?N

Fz = m x g
Fz = 430 x 10 

Fz = 4300N

Slide 21 - Tekstslide

B
Oppervlak 1 poot = A = 115cm2
Aantal poten = 4

Atotaal = 4 x 115 
Atotaal = 460cm2

Slide 22 - Tekstslide

C
Fz = 4300N
A = 460cm2 = 4,60dm2 = 0,0460m2
P = ? Pa (N/m2)

P = F / A
P = 4300 / 0,0460

P = 93.478,3 Pa

Slide 23 - Tekstslide

Hoe groot is de groots mogelijke oppervlakte van dit blok?
A
1
B
2
C
5
D
10

Slide 24 - Quizvraag

Bereken de druk in Pa die het blok (massa = 12kg) uitoefent op de ondergrond.

Slide 25 - Open vraag