5H 10.2 het veranderen van soorten

10.2 het veranderen van soorten
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

10.2 het veranderen van soorten

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen:
Wat is het verschil tussen absolute en relatieve ouderdomsbepaling?

Slide 2 - Tekstslide

Ze gebruiken 14C om de ouderdom te bepalen. De halveringstijd is 5736 jaar. Men treft nog 12,5 % 14C aan in een fossiel. Hoe oud is het fossiel?

Slide 3 - Open vraag

10.2 leerdoelen
Je kunt uitleggen..

  • hoe allelfrequenties veranderen
  • welke mutaties er zijn en inschatten hoe groot de invloed zal/kan zijn van de mutaties
  • wat recombinatie inhoudt en hoe dit bijdraagt aan het ontstaan van nieuwe soorten
  • wat natuurlijke selectie en selectiedruk betekent
  • wat seksuele-, en kunstmatige selectie inhoudt aan de hand van voorbeelden

Slide 4 - Tekstslide

10.2 leerdoelen
Je kunt de volgende begrippen uitleggen: 

allelfrequentie - evolutie - mutagene invloeden - puntmutatie - recombinatie - genetische variatie - genoommutatie - natuurlijke selectie - adaptatie - selectiedruk - fitness - voortplantingssucces - seksuele selectie - kunstmatige selectie - genetic drift - chromosoommutatie

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

In de video wordt gesproken over een organisme die een gunstige eigenschap heeft. Welke eigenschap was dit?

Slide 7 - Open vraag

Deze gunstige eigenschap kwam vaker voor omdat deze eigenschap een voordeel had. Dit had te maken met de omgeving. Wat was er dan met de omgeving aan de hand dat deze eigenschap zo gunstig was geworden?

Slide 8 - Open vraag

Waarom is seks belangrijk bij de voortplanting?

Slide 9 - Open vraag

Wat zien we gebeuren met de organismen die het beste zijn aangepast aan de omgeving?

Slide 10 - Open vraag

soorten veranderen
Het recept (=ALTIJD HETZELFDE)

1. genetische variatie door mutaties 

2. het organisme die het beste is aangepast overleeft/ leeft langer en kan deze zich vaker voortplanten (survival of the fittest)

3. de eigenschap komt in de generaties daarna vaker voor (survival of the fittest)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

1. genetische variatie
De dikte van de schors van de waboom kan verschillen.
De dikte van de schors van de waboom is een erfelijke eigenschap.

Er kunnen door mutaties in de genen van de schorsdikte een allel zijn ontstaan die zorgt voor een nog dikkere schors.
Door recombinatie kunnen een combinatie van allelen hebben gezorgd voor een nog dikkere schors.

Slide 13 - Tekstslide

hoe groot zijn de gevolgen van de mutatie?

Slide 14 - Tekstslide

Door recombinatie kunnen combinaties van allelen nieuwe fenotypen veroorzaken.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

2. organisme dat het beste is aangepast overleeft. (=natuurlijke selectie)


Welke eigenschap zorgt ervoor dat de waboom het beste is aangepast aan de omgeving?

Deze eigenschap heeft de hoogste fitness
=natuurlijke selectie


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

2. natuurlijke selectie

De wabomen met de dikste schors overleven de brand/ leven het langste.
Deze wabomen planten zich in vergelijking met wabomen met dunne schors vaker voort.
Zij hebben een groter voortplantingssucces.




Slide 19 - Tekstslide

Survival of the fittest
De best aangepasten krijgen de meeste nakomelingen waardoor de gunstige eigenschap steeds vaker voorkomt in de de populatie.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

10.2 het veranderen van soorten

Slide 22 - Tekstslide

10.2 leerdoelen
Je kunt uitleggen..

  • hoe allelfrequenties veranderen
  • welke mutaties er zijn en inschatten hoe groot de invloed zal/kan zijn van de mutaties
  • wat recombinatie inhoudt en hoe dit bijdraagt aan het ontstaan van nieuwe soorten
  • wat natuurlijke selectie en selectiedruk betekent
  • wat seksuele-, en kunstmatige selectie inhoudt aan de hand van voorbeelden

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

soorten veranderen
Het recept:
1. genetische variatie
2. allelen die maken dat een organisme beter is aangepast aan de omgeving
3. een omgeving die verandert
4. het organisme die het beste is aangepast overleeft/ leeft langer en plant zich het vaakste voor
5. de eigenschap komt in de generaties daarna vaker voor

Slide 25 - Tekstslide

3. een omgeving die verandert
Wat is de verandering in de omgeving die ervoor zorgt dat alleen de wabomen met de dikkere stam het overleven?

Deze factor uit de omgeving zorgt voor selectiedruk.
Des te heftiger de factor, des te groter de selectiedruk.




Slide 26 - Tekstslide

5. de eigenschap komt in de generaties daarna vaker voor
Omdat schorsdikte een erfelijke eigenschap is krijgen de nakomelingen ook deze allelen van de ouders.

De allelfrequentie 'dikke schors' is toegenomen in de generaties erna.
Adaptatie = de soort/ populatie heeft zich aangepast aan de veranderende omgeving




Slide 27 - Tekstslide

Natuurlijke selectie

Slide 28 - Woordweb

Natuurlijke selectie
De 'natuur' bepaalt welke individuen (met de gunstigste eigenschappen) het langste leven en dus de meeste nakomelingen krijgen. 






Slide 29 - Tekstslide

Kunstmatige selectie
Wij mensen bepalen welke eigenschappen gunstig zijn en gaan daarmee fokken of kweken.








Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Seksuele selectie
Organismen met eigenschappen die seksueel aantrekkelijk gevonden worden planten zich vaker voort. Dit botst nog weleens met natuurlijke selectie.

Slide 32 - Tekstslide

Wat vinden wij mensen (seksueel) aantrekkelijk?

Slide 33 - Woordweb

9. Dinosauriërs met veren waren waarschijnlijk warmbloedig. Veren helpen temperatuur op te slaan.
Leg in drie stappen uit dat met elke generatie steeds meer dinosauriërs veren hadden.

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Video

Een functie van een lange nek is het ritueel gevecht ('nekken') tussen mannetjes. De winnaar van deze vechtpartijen paart met de meeste vrouwtjes. Leg uit dat dit wijst op seksuele selectie.

Slide 36 - Open vraag

10.2 leerdoelen
Je gaat maken: 9 t/m 15


Kun je nu uitleggen..

  • hoe allelfrequenties veranderen?
  • welke mutaties er zijn en inschatten hoe groot de invloed zal/kan zijn van de mutaties?
  • wat recombinatie inhoudt en hoe dit bijdraagt aan het ontstaan van nieuwe soorten?
  • wat natuurlijke selectie en selectiedruk betekent?
  • wat seksuele-, en kunstmatige selectie inhoudt aan de hand van voorbeelden?

Slide 37 - Tekstslide