Lezen H4 TL3

Wat gaan we doen? 

* Herhaling hoofdstuk 1 t/m 3 
* Uitleg over hoofdstuk 4
* Bezig met je huiswerk
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen? 

* Herhaling hoofdstuk 1 t/m 3 
* Uitleg over hoofdstuk 4
* Bezig met je huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

De belangrijkste zin van een alinea noem je ook wel:
A
de hoofdgedachte
B
het onderwerp
C
de kernzin
D
de hoofdzin

Slide 2 - Quizvraag

De belangrijkste zin uit de hele tekst noem je ook wel:
A
de hoofdgedachte
B
het onderwerp
C
de superkernzin
D
de deelonderwerpen

Slide 3 - Quizvraag

Kortom...
Wanneer je een tekst wil samenvatten, dan ga je dus op zoek naar alle kernzinnen en de hoofdgedachte! Je hebt dan de hoofdzaken uit de tekst gehaald! De bijzaken (voorbeelden, extra toelichting) heb je niet nodig voor je samenvatting. 

Slide 4 - Tekstslide

Er zijn veel verschillende tekstdoelen, geef aan wat vaak het tekstdoel is van een artikel in een krant
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 5 - Quizvraag

Er zijn veel verschillende tekstdoelen, geef aan wat vaak het tekstdoel is van stripverhaal
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
activeren

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn veel verschillende tekstdoelen, geef aan wat vaak het tekstdoel is van een recept
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
activeren

Slide 7 - Quizvraag

De tekstdoelen
Informeren
Amuseren 
Overtuigen 
Activeren 
Instrueren 
(Adviseren)
(Waarschuwen)


Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen de tekstdoelen activeren en overtuigen?

Slide 9 - Open vraag

Tekstverbanden
In de tekst hebben de zinnen vaak met elkaar te maken, ze houden verband met elkaar. Deze ken je als het goed is:
* opsomming 
* tegenstelling 
* voorbeeld

Je herkent de tekstverbanden vaak aan een signaalwoord.


Slide 10 - Tekstslide

Sleep de signaalwoorden naar de bijpassende tekstverbanden. 
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom

daarom 
zo
dus
toch
ten eerste
echter 

Slide 11 - Sleepvraag

Dus...
Je kan de signaalwoorden (hopelijk) plaatsen bij het tekstverband. Dit moet je ook echt kennen!!!!

Nu gaan we kijken of je het tekstverband herkent in een hele zin. 


Slide 12 - Tekstslide

Deze ken je al

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welk tekstverband zie je?
Die leerling doet niet goed mee, maar gelukkig snapt hij het al wel.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 17 - Quizvraag

Welk tekstverband zie je?
Hij was er wel klaar mee, dus ging hij stiekem zitten gamen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 18 - Quizvraag

Welk tekstverband zie je?
Er komt nog veel nieuwe informatie, zoals drie nieuwe tekstverbanden.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 19 - Quizvraag

Welk tekstverband zie je?
Het gaat zo over: tijdsvolgorde, oorzaak-gevolg en voorwaarde.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 20 - Quizvraag

De 'nieuwe' tekstverbanden
Chronologisch tekstverband
Een tijdsvolgorde (chronologie) herken je aan signaalwoorden zoals: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds. Bijvoorbeeld:

– Eerst bereikten de Nederlandse voetbalvrouwen de kwartfinale, daarna gingen ze door naar de halve finale en vervolgens wisten ze de finale te winnen!

Slide 21 - Tekstslide

De 'nieuwe' tekstverbanden
Een oorzaak – gevolg 
herken je aan signaalwoorden zoals: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van. 
Bijvoorbeeld:
– Doordat Ilse een enge film had gekeken, durfde ze niet meer in het donker te fietsen.
Oorzaak: een enge film kijken.
Gevolg: niet meer in het donker durven fietsen.

Slide 22 - Tekstslide

De 'nieuwe' tekstverbanden
Voorwaardelijk tekstverband
Een voorwaarde herken je aan signaalwoorden zoals: als … (dan), indien, tenzij, mits. 
Bijvoorbeeld:
Als Jasper anders en beter gaat leren, dan gaat hij dit jaar nog over.

Jasper móét dus anders en beter gaan leren als hij dit jaar nog over wil gaan. De voorwaarde is dus: anders en beter gaan leren.

Slide 23 - Tekstslide

Wat moet je doen? 
Je gaat zo beginnen met Lezen hoofdstuk 4. Je maakt deze opdrachten uit het boek. 

Maak opdracht 1
Succes!

Slide 24 - Tekstslide