bn - tw - vz

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Nederlands

Programma

• Terugblik vorige les
  
• Uitleg nieuwe theorie
• Aan het werk
• Controle boeken (leesportfolio) - schriften lln
  

Terugblik vorige les

• Welke drie woordsoorten hebben we behandeld?
• Wat houdt het woordsoort in?
• Eventuele voorbeelden.
  

grammatica 

Doel

Aan het einde van de les zijn de volgende drie woordsoorten behandeld en herhaald:

bijvoeglijk naamwoord (bn) - telwoord (tw) - voorzetsel (vz)

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. Vertelt iets over het zn en kan achter het zn staan.
2. Staat altijd achter een zn.
3. Vertelt iets over het zn.
4. Is een lidwoord en zn.

In elke zin staat een bijvoeglijk naamwoord

1. Juist
2. Onjuist

Het GROENE bankje staat op het gras.

1. aanwijzend voornaamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

De kat is erg vies.
'Vies' is een...

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

telwoord:

Henk weet niets over de tweede serie van Dexter.

1. niets
2. tweede
3. over
4. van

telwoord:

Ik heb maar één koekje uit de bovenste la van de grote kast gepakt.

1. één
2. uit
3. bovenste
4. grote

telwoord:

Misschien moet je harder trainen om als eerste aan te komen in die lastige race.

1. moet
2. om
3. eerste
4. lastige

telwoord:

Voor die populaire film hebben miljoenen mensen al een kaartje besteld.

1. die
2. een
3. populaire
4. miljoenen

telwoord:

Nu heb je al voor de zoveelste keer je schrift voor dat lastige vak niet meegenomen.

1. nu
2. zoveelste
3. keer
4. niet

Op kinderen die van weglopen houden moet je goed letten.

1. op = voorzetsel van = voorzetsel
2. op = voorzetsel van = bijwoord
3. op = bijwoord van = voorzetsel
4. op = bijwoord van = bijwoord

Wat is een voorzetsel?

1. de
2. naast
3. fietsen
4. fles

Welk voorzetsel hoort hierbij?

zorgen ...

1. aan
2. voor
3. op
4. naar

Tot vandaag heb je de kans om iets in te leveren.
'tot' is een:

1. werkwoord
2. voorzetsel
3. bijwoord
4. lidwoord

Wat is GEEN voorzetsel?

1. hier
2. in
3. tussen
4. wegens

Welk vast voorzetsel hoort bij het werkwoord: bestaan?

1. met
2. in
3. uit
4. van

Aan het werk

Grammatica H4 (blz. 141)

• Maken opdracht 1 t/m 5

Klaar?

• Lezen voor leesportfolio