BS 4: natuurbeheer

BS 4: natuurbeheer
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BS 4: natuurbeheer

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
- Huiswerk afronden (in stilte max. 15 minuten): rond BS 2 af en lees BS 3 (10 – 15 minuten),  maak opdrachten 1 t/m 5  (10 – 15 minuten)
Klaar? Rond dan de opdrachten van BS 3 af: 6 t/m 8; 
- Terugblik: BS 3. 
- Uitleg BS 4 Natuurbeheer
- Opdrachten Natuurbeheer

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1:
In een optimumkromme worden de overlevingskansen of voortplantingssucces van een soort weergegeven bij een bepaalde abiotische factor. Op welke as noteer je de abiotische factor? En noem een voorbeeld van een abiotische factor:
A
X-as
B
Y-as
C
voedsel
D
hoeveelheid regen

Slide 3 - Quizvraag

Vraag 2:
Het is paarseizoen. Vijf paar vogels willen een nestje bouwen in een struik waar plek is voor drie paar vogels.

Is dit een voorbeeld van concurrentie of samenwerking?
A
concurrentie
B
samenwerking

Slide 4 - Quizvraag

Vraag 3:
Wat vergroot de kans op gevechten?
A
concurentie
B
het hebben van een territorium
C
rangorde

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 4:
De gobie (een vis) en de pistoolgarnaal leven samen. De pistoolgarnaal graaft een tunnel voor hem en de gobie. De pistoolgarnaal is vrijwel blind. Daarom waarschuwt de gobie de pistoolgarnaal als er een vijand in de buurt is. Als de vijand dan dichter in de buurt komt, dan schuilen ze samen in de tunnel.

Wat voor een soort relatie wordt in de bovenstaande tekst beschreven?
A
concurentie
B
paarvorming
C
rangorde
D
symbiose

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 5:
Poetsvissen zijn vissen die het lichaamsoppervlak, de kieuwen en de binnenkant van de bek van andere vissen ontdoen van parasieten. Ze eten de parasieten op. Hoe heet de relatie die een poetsvis met een andere vissoort heeft?
A
parasitisme
B
commensalisme
C
mutualisme
D
symbiose

Slide 7 - Quizvraag

Vraag 6:
Wat is het belangrijkste voedsel voor een vogel met een priemsnavel?
A
bodemdiertjes uit de modder
B
insecten uit de spleten in de boomschors
C
kleine planten en dieren uit het water
D
zaden

Slide 8 - Quizvraag

BS 4: Natuurbeheer
Sommige mensen zeggen dat er in Nederland geen echte natuur meer is. Overal zie je de invloed van mensen. Veel mensen willen de natuur beschermen. Daarvoor is kennis nodig over de dieren en planten die leven in bepaalde gebieden. 
Lees blz. 227 & 228 (docent controleert bordjes). 

Slide 9 - Tekstslide

De mens en zijn omgeving:
Het grootste deel van het landoppervlak op aarde is veranderd door mensen. Bijna alle oceanen en zeeën worden beïnvloed door mensen (zie afbeelding). 
vraag 7:
Door welke menselijke activiteiten is het landoppervlak sterk veranderd (dan wel aangetast)? 

Slide 10 - Tekstslide

Biodiversiteit
  • Biodiversiteit is de variatie aan soorten in de natuur. 

  • De mens gebruikt veel grond en water --> leefgebieden van dieren en planten worden zo kleiner.  Een aantal soorten is daardoor bedreigd. Uiteindelijk kan een soort daardoor uitsterven. 

  • Wereldwijd neemt het aantal verschillende ecosystemen af. Het gevolg is dat de variatie in de natuur afneemt. De biodiversiteit neemt daardoor af.

Slide 11 - Tekstslide

Herintroductie                               
  • Met maatregelen wordt geprobeerd om de
    bedreigde soorten weer in aantal te laten toenemen. 

  • Een maatregel is bijvoorbeeld herintroductie. Dit is het terugbrengen van een dier- of plantensoort in een land.

  • Met het aantal ooievaars ging het bijvoorbeeld erg slecht in Nederland. Daarom werd een project gestart om het aantal ooievaars te vergroten.
    Ook zijn er projecten geweest voor de herintroductie van bevers, otters, wisenten (Europese bizon) en steuren (een vissoort). De meeste maatregelen hebben succes!

Slide 12 - Tekstslide

Natuurbeheer
  • Veel mensen proberen de natuur in Nederland te behouden, te beschermen en te herstellen. 
  • De maatregelen die daarvoor nodig zijn, noem je  natuurbeheer. 
  • vraag 8: Hoe heet dit
    voorbeeld?
  • Samen lezen: blz. 231

Slide 13 - Tekstslide

Mensen gebruiken de natuur voor recreatie.
vraag 9:
Geef vijf andere manieren waarop de mens afhankelijk is van het milieu.

Slide 14 - Open vraag

vraag 10: Wat is biodiversiteit?

Slide 15 - Open vraag

In de afbeelding staat een overzicht van het aantal bedreigde soorten per soortgroep. Vraag 11:
In welke soortgroep komen de meeste bedreigde soorten voor?

Slide 16 - Open vraag

De otter is weer terug in Nederland.
vraag 12:
Geef nog twee diersoorten die door herintroductie weer terug zijn in Nederland.

Slide 17 - Open vraag

Afronding
Lees blz. 231
Maak opdrachten 1 t/m 3 en 5 t/m 8.

Slide 18 - Tekstslide

vraag 13:
Bij welke vorm van natuurbeheer hoort de herintroductie van de otter?
A
agrarisch natuurbeheer
B
bosbeheer
C
faunabeer
D
waterbeheer

Slide 19 - Quizvraag

Vraag 14:
Geef een voorbeeld hoe je d.m.v. agrarisch natuurbeheer de natuur kan beschermen:

Slide 20 - Open vraag

Vraag 15:
Geef een voorbeeld hoe je d.m.v. waterbeheer de natuur kan beschermen:

Slide 21 - Open vraag

Vraag 16:
In Nederland leven ongeveer 360 soorten wilde bijen. Ongeveer 40% van deze bijensoorten dreigt uit te sterven. De honingbij wordt door imkers gehouden in bijenkasten. De laatste jaren komen er steeds meer imkers en bijenkasten. Leg uit dat het plaatsen van bijenkasten nadelig kan zijn voor de wilde bijen.

Slide 22 - Open vraag

Vraag 17:
Bedenk een maatregel die helpt om de wilde bijen in stand te houden.

Slide 23 - Open vraag

Op de Hoge Veluwe leven veel wilde zwijnen (zie afbeelding). Als er weinig voedsel is, vermageren de dieren. Daardoor worden de dieren minder vruchtbaar. Als er weer genoeg voedsel is, neemt de vruchtbaarheid weer toe. Als er te veel zwijnen zijn, worden er zwijnen afgeschoten. Vraag 18: Leg uit dat door afschieten het aantal zwijnen na enige tijd juist toeneemt.

Slide 24 - Open vraag

Antwoorden vragen 14 t/m 18
14. minder mest, bloemen langs akker, weiland later maaien of poelen voor amfibiën aanleggen.
 

15. verontreiniging opruimen, doorgangen voor vissen maken (bijv. vistrap), oevers minder stijl maken voor betere groei oeverplanten, sluizen op kier (natuurlijke overgang zoet - zout water). 

16. honingbij: zelfde voedsel als wilde bij. Wilde bij kan daardoor een te kort aan voedsel krijgen.
 

17. meer bloeiende planten aanplanten, bijenhotel plaatsen, minder/geen gif gebruiken 

18. door afschot daalt het aantal zwijnen, dan is er meer voedsel voor de overblijvende zwijnen. Zij worden daardoor meer vruchtbaar waardoor de populatie kan groeien. 

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk 
  • Vrijdag 16 mei:
    Lees BS 4 (10 minuten, in les al deels gedaan). 
Maak de opdrachten: 1 t/m 3 (5 minuten) en 5 t/m 8 (15 minuten). 
  • Vrijdag 13 juni:
    Inleveren twee tekeningen voor portfolio (plant en boomblad).

Slide 26 - Tekstslide