B1W6L1

Wat ga je leren? 
Je kunt straks:
• uitleggen waarom het handig is dat je tijdens het lezen plaatjes maakt in je hoofd
• vertellen hoe de plaatjes in jouw hoofd eruitzien
• vertellen dat plaatjes soms veranderen als je verder leest
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat ga je leren? 
Je kunt straks:
• uitleggen waarom het handig is dat je tijdens het lezen plaatjes maakt in je hoofd
• vertellen hoe de plaatjes in jouw hoofd eruitzien
• vertellen dat plaatjes soms veranderen als je verder leest

Slide 1 - Tekstslide

Filmpje!
Moeilijke woorden
programmeren = programma’s voor de computer maken
de instructie = een uitleg hoe je iets moet doen
de programmeur = iemand die programma’s voor de computer maakt

Slide 2 - Tekstslide

Lees de titel.
Wat voor soort plaatje heb jij in je hoofd bij de titel?
A
een filmpje
B
een schema
C
een foto
D
een tekening

Slide 3 - Quizvraag

Hoe ziet dat plaatje in je hoofd eruit? Vul in.

Slide 4 - Open vraag

Lees het eerste, vetgedrukte stukje.
Is jouw plaatje van denken als een computer nu veranderd?
Ja of nee? Want?

Slide 5 - Open vraag

Lees het stukje Slim of niet
Bij welk woord of welke zin krijg jij meteen een plaatje in je hoofd?
Markeer het in de tekst. Je mag helemaal zelf kiezen.

Slide 6 - Tekstslide

Gevonden?
Hoe ziet dat plaatje in je hoofd eruit? Teken het op de achterkant van je tekst.

Slide 7 - Tekstslide

Lees het stukje Instructies.
Welk plaatje past NIET bij dit stukje tekst?
A
een filmpje van een robot die zaadjes zaait
B
een foto van een kind dat aardbeien eet
C
een schema met duidelijke instructies voor de robot
D
een tekening van een robot die blijft graven in de aarde

Slide 8 - Quizvraag

Lees het stukje Stap voor stap.
Op welk plaatje zie je het BEST hoe jij je tanden poetst?
A
een filmpje
B
een foto

Slide 9 - Quizvraag

Waarom past dit plaatje het best?
Tandenpoetsen doe je in stappen / als een computer.
Dat kun je wel / niet laten zien in één plaatje. 

Rood is hand omhoog
Zwart is hand omlaag

Slide 10 - Tekstslide

Lees het stukje Oplossen.
Welk plaatje past het best bij dit stukje?
A
B
C

Slide 11 - Quizvraag

Lees het stukje Plan maken.

Je leest een voorbeeld over een oma die verdwaalt. Wat voor soort plaatje zie jij hierbij in je hoofd?
A
een filmpje
B
een schema
C
een foto
D
een tekening

Slide 12 - Quizvraag

Hoe ziet dat plaatje in je hoofd eruit? Vul in.

Slide 13 - Open vraag

Weet je nog je antwoord op de eerst vragen? 
Hoe zag jouw plaatje er toen uit als je kunt denken als een computer? 
Je weet nu hoe je kunt denken als een computer. Zie je daar nog steeds hetzelfde plaatje van in je hoofd?

Slide 14 - Tekstslide