Toetsweek begrijpend lezen les 7: oefenen met tekst.

Nederlands
Toetsweek: begrijpend lezen
Les 7: oefenen met een tekst
VWO 2
 P3 2019-2020
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Toetsweek: begrijpend lezen
Les 7: oefenen met een tekst
VWO 2
 P3 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

vorige les...
.. heb je geoefend met tekst

Slide 2 - Tekstslide

 Deze les...
...oefen je nog een keer met verschillende teksten.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lees tekst 2 grondig.
a Schrijf de hoofdzaak van alinea 2 op.
b Schrijf de bijzaken van alinea 2 op.

Slide 6 - Open vraag

Is de eerste zin van alinea 3 de kernzin? Lichtje antwoord toe.

Slide 7 - Open vraag

a Schrijf in eigen woorden op wat iemand doet als hij iets dumpt.
b Wat was voor de 'dumper' waarschijnlijk de reden het konijntje te dumpen?

Slide 8 - Open vraag

'Waarom iemand zo'n beestje dan gewoon ergens dumpt in plaats van bij een opvang af
te geven?'
a Uit hoeveel delen bestaat het antwoord op deze vraag?
b Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de hoofdgedachte van tekst 2 op.

Slide 10 - Open vraag

a Wat is de functie van de titel?
b Vind je dit een passende titel? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Lees tekst 3 grondig.
Wat is de kernzin van de tweede alinea?

Slide 13 - Open vraag

Schrijf de zin op die de hoofdzaak van de derde alinea aangeeft.

Slide 14 - Open vraag

a Welke verband geeft het signaalwoord Toch (regel17) aan?
b Schrijf de delen van dit verband op.

Slide 15 - Open vraag

Schrijf in eigen woorden op wat de schrijver bedoelt met 'Toch tikt het wel aan als je vaker de trap neemt'.

Slide 16 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 17 - Open vraag

Past de titel bij de inhoud van de tekst? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open vraag

a Hoeveel argumenten noemt de schrijver voor het afschaffen van de roltrap?
b Schrijf de argumenten op.
c Ben je het met de argumenten van de schrijver eens?
d Licht je antwoord toe met een eigen argument.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Lees tekst 4 grondig.
1.a Schrijf het signaalwoord uit de inleiding op.
b Welk verband geeft het signaalwoord aan?
c Schrijf de twee delen op.

Slide 22 - Open vraag

2a. Schrijf het signaalwoord op dat in de eerste zin van de derde alinea staat.

b Welk verband geeft het aan?

Slide 23 - Open vraag

3. De tweede en derde zin van de derde alinea zijn met elkaar verbonden door het signaalwoord Daardoor.
a Wat is het verband tussen de zinnen?
b Schrijf de delen van dit verband op.

Slide 24 - Open vraag

4. 'Het is een groots opgezet verhaal, waarin de puzzelstukjes wel erg mooi in elkaar vallen en er iets te vaak wordt geknokt:
a Bevat deze zin een hoofdzaak of een bijzaak?
b Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open vraag

5. De volgende uitspraken bevatten een mening. Schrijf per uitspraak op van wie de mening is.
a Het is een groots opgezet verhaal, waarin de puzzelstukjes wel erg mooi in elkaar vallen en er iets te vaak wordt geknokt. (regel18-20)
b De waarheid is cru. (titel)
c Er is te veel in de wereld wat niet deugt: de rijken zijn te rijk, de armen te arm en dat
systeem wordt in stand gehouden door de macht van het geld. (regel26-27)

Slide 26 - Open vraag

6. 'De waarheid is cru' (regel 24)
Welk(e) argument(en) wordt (worden) in de tekst genoemd om deze uitspraak te
onderbouwen?

Slide 27 - Open vraag

7. 'Mulligan neemt in zijn boeken ook de wereldverbeteraars op de hak en geeft de macht
aan de jongeren: (regel 29-30)
a Is deze zin een feit of een mening?
b Licht je antwoord toe.

Slide 28 - Open vraag

8. Tussen 'de jongeren' en 'Alleen zij: (regel 30) kun je een signaalwoord plaatsen.
a Welk signaalwoord is dat?
b Licht je keuze toe.

Slide 29 - Open vraag

9a. Is tekst 4 een objectieve of subjectieve tekst?
b Licht je antwoord toe en geef een of meer voorbeelden uit de tekst.

Slide 30 - Open vraag

10. Schrijf van tekst 4 op:
a het tekstdoel;
b de tekstvorm.

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

1. a Lees tekst 5 oriënterend.
b Voorspel het onderwerp van de tekst.

Slide 34 - Open vraag

2.a Lees de tekst grondig.
b. Op welke manier leidt de schrijver de tekst in?

Slide 35 - Open vraag

3. Schrijf in eigen woorden op wat iemand doet als hij gebiologeerd is (regel 7).

Slide 36 - Open vraag

4. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op.
a Hij (regel 9)
b hem (regel 16)
c dat (regel 25)
d die (regel 26)

Slide 37 - Open vraag

5. Schrijf de zin op die de hoofdzaak van de tweede alinea weergeeft.

Slide 38 - Open vraag

6. Bedenk een tussenkopje boven de vierde alinea dat de hoofdzaak van de alinea weergeeft.

Slide 39 - Open vraag

7. a Geeft het tussenkopje 'Drukste straat' de hoofdzaak van de alinea goed weer?
b Leg je antwoord uit.
c Bedenk een tussenkopje dat (ook) past.

Slide 40 - Open vraag

8. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Leg je antwoord uit.

Slide 41 - Open vraag

9. a Welk verband geeft het signaalwoord om...te (regel 15) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.

Slide 42 - Open vraag

10. a Welk verband geeft het signaalwoord Daardoor (regel 24) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.

Slide 43 - Open vraag

11. a Welk verband geeft het signaalwoord want (regel 34) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.

Slide 44 - Open vraag

12. a Welk verband geeft het signaalwoord omdat (regel 38) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.

Slide 45 - Open vraag

13. a Welk verband geeft het signaalwoord maar (regel 42) aan?
b. Schrijf de twee delen van dit verband op.

Slide 46 - Open vraag

14. a Schrijf in eigen woorden op waarom Anna en haar medewerkers het afval van de fabriek gebruiken voor de lijn regenlaarzen en schoenen.
b Wat vind je van haar reden? Lichtje antwoord toe.

Slide 47 - Open vraag

15 a Is deze tekst objectief of subjectief
b Leg je antwoord uit.

Slide 48 - Open vraag