HA - week 25- Z2F _HH Samengestelde Zinnen en Woordsoorten+ Bijv. bijzin

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Welkom!

Na deze les: 

- Je herkent samengestelde zinnen.

- Je herkent hoofd- en bijzinnen 

- Je kunt bijvoeglijke bepalingen en bijvoeglijke bijzinnen 

   onderscheiden 

 

 Vandaag:

Volgende les:

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm.

In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.

Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen.

In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.

Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen

Hoe vind je de persoonsvorm?

1. Door de zin vragen te maken
2. Door de tijd van de zin te veranderen

Sanne ging naar huis omdat ze moe was.

1. Enkelvoudige zin
2. Samengestelde zin

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.

1. Enkelvoudige zin
2. Samengestelde zin

Volgende les:

Hoofdzin (hz): 

1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.
3. De persoonsvorm staat vooraan in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)

Combinaties: 

hz+hz+ hz.                 bz+ hz

hz+ bz.                         bz+ bz+ hz

hz+ bz+ bz.                

Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Als je een samengestelde zin vragend, maakt dan staat de hoofdzin.....

bv. Terwijl ik dit typ, denk ik na over het vervolg.

1. Vooraan
2. Achteraan

Voor welke voegwoorden staat dewom?

1. dus, en om, waar, maar
2. daarom, en, wie, mee
3. daar, want, en om, met
4. dus, en want, of, maar

Onderschikkende voegwoorden

wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…

In elk geval gaat onze mentor mee, dus gezellig wordt het zeker!

1. Hoofdzin-hoofdzin
2. Hoofdzin-bijzin
3. Bijzin-bijzin
4. Bijzin-hoofdzin

Sabine voelde in haar jaszak of ze haar fietssleutels nog had.

1. Hoofdzin-hoofdzin
2. Hoofdzin-bijzin
3. Bijzin-bijzin
4. Bijzin-hoofdzin

lidwoorden                                - olw,  blw

zelfstandige naamwoorden - zn-e, azn, czn

bijvoeglijke naamwoorden.  - bn, st.bn

werkwoorden.                          - zww, hww, kww

voornaamwoorden.                - pers.vnw, bez.vnw, wed. vnw, wedig.vnw

                                                        aanw.vnw, vr.vnw, onbep.vnw.

voorzetsel.                                  - vz.

telwoorden.                                - bep. hooftelw. onbep.hoofdtelw.

                                                         bep.rangtelw., onbep. rangtelw.

voegwoorden.                           - ns.vgw, os.vgw

Woordsoorten- opdr.5

De leerlingen hebben hard gefietst

Fietsen geeft aan wat ze gedaan hebben

-> zelfstandig werkwoord

Hebben helpt - is nodig om voltooid deelwoord te maken.  -> werkwoord dat alleen helpt noem je het
-> hulpwerkwoord

Grammatica zww, hww, kww

De leerlingen hebben hard gefietst.

Zelfstandig werkwoord staat meestal achterin de zin, als er meer ww-en in een zin staan.

De leerlingen zouden hard hebben moeten fietsen.

Grammatica woordsoorten

zelfstandig werkwoord

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

hulpwerkwoord

Mijn nichtje is misschien komen spelen

komen =

1. Zelfstandig werkwoord (ZWW)
2. Hulpwerkwoord (HWW)
3. lidwoord (LW)
4. Zelfstandig naamwoord (ZN)

Mijn nichtje is misschien komen spelen

nichtje =

1. Zelfstandig werkwoord (ZWW)
2. Hulpwerkwoord (HWW)
3. lidwoord (LW)
4. Zelfstandig naamwoord (ZN)

Mijn nichtje is misschien komen spelen

spelen=

1. Zelfstandig werkwoord (ZWW)
2. Hulpwerkwoord (HWW)
3. lidwoord (LW)
4. Zelfstandig naamwoord (ZN)

Mijn nichtje is misschien komen spelen

is =

1. Zelfstandig werkwoord (ZWW)
2. Hulpwerkwoord (HWW)
3. lidwoord (LW)
4. Zelfstandig naamwoord (ZN)

Want haar zus moest naar de tandarts

moest =

1. Zelfstandig werkwoord (ZWW)
2. Hulpwerkwoord (HWW)
3. lidwoord (LW)
4. Zelfstandig naamwoord (ZN)

De leerlingen zijn moe.

Koppelwerkwoorden (zwobbels)  bij een ng. 

1 werkwoord, altijd kww

2 werkwoorden: hww en kww. 

De leerlingen zijn moe geworden.

Grammatica woordsoorten

zijn worden blijven blijken lijken schijnen

kww

hww

Hij is nogal chagrijnig.

1. Zelfstandig werkwoord (ZWW)
2. Hulpwerkwoord (HWW)
3. lidwoord (LW)
4. Zelfstandig naamwoord (ZN)

Bijvoeglijke bijzin

Bijvoeglijke bepaling   (H3)

Bijv. bepaling

- zinsdeelstuk

- zegt iets over de kern (het belangrijkste  woord van een zinsdeel).

Dit grote papieren vliegtuig uit Duitsland | heeft| een spanwijdte van achttien meter.

Uiterst behoedzaam  | stapte | de blauwe reiger | door het traag stromende water.