Cursus 6.4 Economie in Europa

Cursus 6.4 Economie in Europa
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Cursus 6.4 Economie in Europa

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Vorige cursus hebben jullie geleerd hoe Europa steeds meer samen is gaan werken. Het grootste idee daarachter was dat Europese landen makkelijker met elkaar konden handelen. 
Hoe die Europese economie in elkaar zit, zullen jullie vandaag leren!

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan jullie erachter komen...
--> Wat 'vraag' en 'aanbod' zijn in de economie...
--> Wat de interne markt van Europa is en hoe die eruit ziet...
--> Hoe je invoerwaarde en uitvoerwaarde van een land berekent...
--> Hoe Europese landen samenwerken om
elkaar economisch te steunen...
--> Wat de gevolgen van open grenzen zijn
voor de Europese economie...

Slide 3 - Tekstslide

Stel je voor...
Je zit thuis rustig tv te kijken, als je moeder vraagt of je even bananen kan halen voor een fruitsmoothie. Met tegenzin fiets je naar de supermarkt en haal je een tros bananen. 

Je denkt: 'tja, als ik toch hier ben, kan ik ook wel een chocoladereep halen. Ik ben nota bene voor haar naar de supermarkt gefietst'. 
Snel pak je nog een reep Milka. 

Slide 4 - Tekstslide

Vraag en aanbod
Zowel bananen als de cacaobonen die nodig zijn voor chocolade groeien niet in Nederland. Tóch willen (en kunnen) wij in Nederland die producten kopen.

Nederlanders willen toch graag die producten die niet in Nederland verbouwd kunnen worden: dit wil zeggen dat er vraag is naar bananen en chocolade.
In  het land Ecuador groeien veel bananen die ze verkopen aan andere landen. Dit heet het aanbod van bananen.

Slide 5 - Tekstslide

Ken jij nog meer producten
die we niet in Nederland hebben
maar uit andere landen halen?

Slide 6 - Woordweb

Afzetgebied
Terug naar de bananen. Ecuador heeft dus ontzettend veel bananen. Die verkopen ze in Nederland, maar ook in andere landen. Het gebied waar je je producten verkoopt, noem je een afzetgebied

In het geval van de bananen:
Vraag naar bananen = Nederland
Aanbod van bananen = Ecuador
Afzetgebied van bananen uit Ecuador = Nederland (want Ecuador verkoopt bananen in Nederland)

Slide 7 - Tekstslide

Markt
Een plek waar spullen worden verkocht, noem je een markt. Dat is geen markt zoals hiernaast afgebeeld met een groenteman en een kaasboer. Als landen producten aan elkaar verkopen, heet dat een internationale markt. 

Binnen de EU verkopen landen veel producten aan elkaar. Dit heet de interne markt van de EU: producten komen uit de EU zelf. 

Slide 8 - Tekstslide

Zijn de bananen uit de eerdere slide onderdeel van de Europese interne markt? Waarom wel/niet?

Slide 9 - Open vraag

Uitvoer/export
Er is veel invoer (import) en uitvoer (export) in Nederland. Nederland exporteert Nederlandse producten zoals aardgas, kaas en machines naar andere landen.

De waarde van alle producten die Nederland
exporteert naar andere landen bij elkaar
opgeteld, heet de uitvoerwaarde.

Rechts zie je de totale uitvoerwaarde van Nederland

Slide 10 - Tekstslide

Invoer/import
Daarnaast haalt het ook producten naar Nederland toe, zoals auto's en de bananen uit Ecuador. 

De waarde van alle producten die Nederland vanuit
andere landen naar Nederland haalt bij elkaar
opgeteld, heet de invoerwaarde.

Links zie je de totale invoerwaarde van Nederland.

Slide 11 - Tekstslide

De totale uitvoerwaarde van Nederland is hoger (!) dan de totale invoerwaarde. Is dit goed of slecht voor de Nederlandse economie? Waarom?

Slide 12 - Open vraag

Hulp
Het gaat niet overal in de EU even goed. Sommige landen hebben veel last van werkloosheid, zoals Griekenland en Spanje. De EU-landen schieten dan gezamenlijk te hulp door bijvoorbeeld investeringen te doen.

Deze steun van de EU aan landen binnen de EU heet regionaal beleid.
% van de bevolking dat werkloos is

Slide 13 - Tekstslide

Werken in het buitenland
In de vorige cursus hebben we besproken hoe in Europa vrij verkeer van personen en goederen geldt. Hierdoor zijn mensen vrij om in elke lidstaat van de EU te werken. 

Zo zijn er in Nederland bijvoorbeeld veel Poolse arbeiders die in Nederland werken omdat de lonen hoger zijn. 
Andersom werkt het ook: veel Nederlanders beginnen een camping in warme landen zoals Italië of Spanje.

Slide 14 - Tekstslide

Kan jij een nadeel bedenken van het hebben van open grenzen in Europa?

Slide 15 - Open vraag

Na deze les weten jullie...
Nu weten jullie dat...
Wat 'vraag' en 'aanbod' zijn in de economie...
Vraag = mensen die een product willen 
Aanbod = hoeveelheid productie van een product
Wat de interne markt van Europa is en hoe die eruit ziet...
De interne markt van de EU is het verkopen van producten binnen de EU
Hoe je invoerwaarde en uitvoerwaarde van een land berekent...
Invoerwaarde = opgetelde waarde import
Uitvoerwaarde = opgetelde waarde export
Terugblik les

Slide 16 - Tekstslide

Na deze les weten jullie...
Nu weten jullie dat...
Hoe Europese landen samenwerken om elkaar economisch te steunen...
Niet alle Europese landen zijn even rijk. Daarom steunen de Europese landen elkaar en helpen de rijkere landen de armere landen met investeringen.
Wat de gevolgen van open grenzen zijn voor de Europese economie...
Door het vrije verkeer binnen de EU werken veel Europeanen in een ander land

Slide 17 - Tekstslide