Als je door de supermarkt loopt, zie je veel producten uit het buitenland. Bijvoorbeeld bananen, die groeien niet in Nederland.
Als mensen graag bananen willen, dan zeggen we dat er vraag is naar bananen. Hoe meer mensen bananen willen, hoe meer vraag er naar is.
In Zuid-Amerika groeien de bananen, dus daar is er aanbod van bananen.
Het gebied waar je je producten kunt verkopen, noem je een afzetgebied. Dus Nederland is het afzetgebied in dit geval.