Naamvallen (BAS)


Leerdoelen :

1. Je kent het schema met de uitgangen van de woorden van de
 der-, ein- en Null-Gruppe en het bijvoeglijk naamwoord.
2. Je kent de voorzetsels van de tweede, derde en vierde naamval.
3. Je kent het stappenplan en kunt het toepassen.
4. Je kunt de juiste naamval invullen.

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Leerdoelen :

1. Je kent het schema met de uitgangen van de woorden van de
 der-, ein- en Null-Gruppe en het bijvoeglijk naamwoord.
2. Je kent de voorzetsels van de tweede, derde en vierde naamval.
3. Je kent het stappenplan en kunt het toepassen.
4. Je kunt de juiste naamval invullen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg Adjektiv
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                                   Der schöne Bär.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op: de uitgangen van het Adjektiv zijn altijd
 -en,
 behalve bij drie (onverbogen) vormen
=
ook wel woordenboek-vormen genoemd
na "der" mannelijk -e
na "die" vrouwelijk -e
na "das" onzijdig   -e

na "ein" mannelijk  -er
na "eine" vrouwelijk -e
na "ein" onzijdig     -es

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe
Bijvoeglijk naamwoord:
"der" - groep
d-  dies-  jen-  jed-  manch-  solch-
welch- all-

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe
Bijvoeglijk naamwoord:
"ein"- groep
ein-  kein-  
mein-  dein-  sein-  ihr-  sein-
unser-  euer-  ihr-  Ihr-

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Null-Gruppe
De nul-groep (Null-Gruppe) is een groep binnen het naamvallensysteem, waarbij er geen voornaamwoord vóór een zelfstandig naamwoord staat. Dit betekent dat bijvoeglijke naamwoorden zonder de/het/een of ander woord bij een zelfstandig naamwoord staan. Je kunt meerdere bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar hebben. Deze bijvoeglijke naamwoorden krijgen dan allemaal dezelfde uitgang *.
Gemotiveerde slimme kinderen begrijpen, dat de wereld heel groot is.
Motivierte *schlaue * Kinder verstehen, dass die Welt sehr groß ist.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vier naamvallen, weet je het nog?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eerste naamval (Nominativ) gebruik je bij het .....
  • onderwerp (wie/wat+gezegde*)                                                         De kleine hond blaft. -  Der kleine Hund bellt.
  • naamwoordelijk deel van het gezegde                                             Er moet dan wel een koppelwerkwoord in de zin staan.    
     De koppelwerkwoorden zijn sein, werden, bleiben.
     Dieser Lehrer bleibt ein guter Mensch.
  • (Bij deze leraar en een goed mens gaat het om hetzelfde en is het             naamwoordelijk deel van het gezegde hetzelfde als het onderwerp)    
     * gezegde = alle werkwoorden in de zin.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tweede naamval (Genitiv) gebruik je bij .....
  • Bijvoeglijke bepaling - De tweede naamval wordt in het Nederlands de “bijvoeglijke bepaling” genoemd. De tweede naamval geeft een bezitsrelatie aan, meestal tussen twee zelfstandige naamwoorden

De schoenen van het kind zijn blauw. 
Die Schuhe des Kindes sind blau.

Als in de Nederlandse vertaling 'van' staat, gebruik je de tweede naamval.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tweede naamval gebruik je ook na de volgende voorzetsels:
infolge (ten gevolge van) - Infolge des schlechten Wetters steigt das Flugzeug nicht auf.
trotz (ondanks) - Trotz des schlechten Wetters wollte er in den Park gehen. 
statt (in plaats van) - Ich lese lieber eine Zeitschrift statt einer Zeitung. 
während (tijdens) - Während des Unwetters waren wir draußen im Wald.
wegen (wegens) - Wegen des Unfalls war ich zu spät für die Prüfung. 
innerhalb (binnen) - Sie erhalten Ihre Bestellung innerhalb einer Woche.
außerhalb (buiten) - Der Mann ist außerhalb der Stadtmitte. 







* In de spreektaal wordt i.p.v. de tweede naamval ook wel 3e naamval gebruikt

anhand (aan de hand van) - Anhand dieser Anleitung wirst du es schaffen.
außerhalb (buiten) - Der Mann ist außerhalb der Stadtmitte.
innerhalb (binnen) - Sie erhalten Ihre Bestellung innerhalb einer Woche.
wegen (wegens) - Wegen des Unfalls war ich zu spät für die Prüfung.*
statt (in plaats van) - Ich lese lieber eine Zeitschrift statt einer Zeitung.
während (tijdens) - Während des Unwetters waren wir draußen im Wald.*
trotz (ondanks) - Trotz des schlechten Wetters wollte er in den Park gehen.*
einschließlich (inclusief) - Der Preis ist einschließlich des Abendessens.
infolge (ten gevolge van) - Infolge des schlechten Wetters steigt das Flugzeug nicht auf.

* In de spreektaal wordt i.p.v. de tweede naamval ook wel 3e naamval gebruikt

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De derde naamval (Dativ) gebruik je bij .....
  • het meewerkend voorwerp (jekunt er aan of voor voor zetten)             De man schenkt zijn vrouw een Mini Cooper.                                     Der Mann schenkt seiner Frau einen Mini Cooper. 
  • tijdsbepalingen met een voorzetsel
     An einem Freitag / im Herbst / seit einem Jahr spiele ich Tischtennis.     (an, in en seit zijn voorzetsels)
  • bij bijzondere werkwoorden, zoals bv. helfen                                  De leraar helpt de leerling. - Der Lehrer hilft dem Schüler.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De derde naamval gebruik je ook na de volgende voorzetsels:
aus (uit) - Hast du das Buch aus der Bibliothek?
bei (bij) - Meine Schwester wohnt bei meinem Vater.
mit (met) - Die Schüler fahren mit dem Zug.
nach (naar, na) - Wir fahren nach Frankreich.
seit (sinds) – Seit einem Jahr habe ich chronische Schmerzen.
von (van, door) - Das Buch ist von mir. Der Dieb ist von der Polizei verhaftet worden.
zu (naar) - Ich gehe in Groningen zur Universität. Wir fahren zu meiner Oma.
entgegen (tegemoet) - Der Junge lief seiner Freundin entgegen.
gegenüber (tegenover) - Das Haus steht gegenüber einer Kirche.

(außer (behalve) – Außer meiner Freundin kamen alle zu spät.)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vierde naamval (Akkusativ) gebruik je bij .....
  • het lijdend voorwerp (wie/wat+gezegde+onderwerp)                           De bakker bakt het brood. Der Bäcker backt das Brot.
  • tijdsbepalingen zonder voorzetsel                                                       Ich gehe jeden Tag ins Fitnesszentrum.
  • Na bijzondere werkwoorden, zoals bv. es gibt (er is/er zijn)                 Er is een uitweg - Es gibt einen Ausweg (m).

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vierde naamval gebruik je ook na de volgende voorzetsels:
durch (door) - Der Baum ist durch Blitzeinschlag abgebrannt.
für (voor) - Das ist für deinen Onkel.
gegen (tegen) - Gegen diese Behauptung kann man nichts einwenden. 
ohne (zonder) - Ohne meinen Ausweis gehe ich nie auf die Straße.
um (om) - Fahren Sie hier um die Ecke. 
entlang (langs) - Wir sind die ganze Zeit den Fluss entlang gelaufen.*
bis (tot) - Bis nächste Woche muss ich 300 Vokabeln lernen.

*Hier staat het voorzetsel na het zelfstandig naamwoord.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke groep?

Dieser Lehrer schenkt schwachen Schülern mehr Aufmerksamkeit
A
der-groep
B
ein-groep
C
null-groep

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijke voornaamwoorden (b.v. mein, dein, sein, ihr, enz.) horen bij de
A
der-groep
B
nul-groep
C
ein-groep

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke groep?

Dieser alte Mann ist mein Nachbar. 
A
der-groep
B
ein-groep
C
null-groep

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke groep?

Im Radio werden aktuelle Nachrichten übertragen.
A
der-groep
B
ein-groep
C
null-groep

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de uitgangen in.
Er fährt mit dies-- exzellent--- Reporter (m) in Urlaub. 
Je ziet het woord 'diesem' staan, dit betekent dat we te maken hebben met de der-Gruppe.
Kijk in het rijtje mannelijk (m) bij de der-Gruppe.
Welke naamval heeft 'mit diesem gut---- Sänger'? 
Mit is een voorzetsels met de 3e naamval.
A
dieser exzellente
B
diesem exzellenten
C
dieser exzellenten
D
diese exzellenten

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de uitgang in.

Je ziet het woord 'ein' staan, dit betekent dat we te maken hebben met de ein-Gruppe.
Kijk in het rijtje onzijdig (o) bij de ein-Gruppe.
Welke naamval heeft 'ein gelb---- T-Shirt'? Doe daarvoor de hij/hem-proef.
Mein Bruder kauft ein süß --- Kuscheltier (o) für das Baby.
A
-en
B
-es
C
-e
D
-er

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de uitgang in.

Mein Vater isst immer frisch--- Brot.
Staat hier een woord uit de der- of ein-Groep voor het bijvoeglijk naamwoord?
A
-en
B
-e
C
-es
D
-er

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Welke uitgangen?

Am Freitagabend trinke ich immer kalt--- still---  Wasser
A
kalte stille
B
kalter stille
C
kalten stillen
D
kaltes stilles

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Welke uitgangen?

Im Unterricht arbeite ich zusammen mit mein--- nett --- Freundin zusammen.
A
meinem netten
B
meine nette
C
meiner netten
D
meinen netten

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Vertaal en let op de uitgang.
Der Geschmack [Duits] Bieres (o) gefällt mir am besten. 
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Vertaal en let op de uitgang.
(Deze) Zeitung ist dick. 
Het werkwoord 'sein' laat zien dat je een 1ste naamval moet gebruiken.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Vertaal en let op de uitgang.
Der Arzt hat (sommige) Patienten  gut geholfen.
Het werkwoord 'sein' laat zien dat je een 1ste naamval moet gebruiken.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Vertaal en let op de uitgang.
Die Einfuhr [Duitse]  Wurst (v) gefällt mir am besten. 
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7 . Vul de uitgang in.
Hast du es jed... ander... Schüler (m) schon gefragt?
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

8 . Vul de uitgangen in.
Unser.... klein... Kaninchen (o) ist leider krank.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

9 . Vul de uitgangen in.
Viel... nett... Jugendliche waren beim Konzert anwesend.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

10 . Vul de uitgangen in.
Ich habe jen.. deutsch... Bundesminister im Fernsehen gesehen.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Substantiviertes Adjektiv
De nul-groep (Null-Gruppe) is een groep binnen het naamvallensysteem, waarbij er geen voornaamwoord vóór een zelfstandig naamwoord staat. Als er nu geen zelfst. nmw. achter staat, wordt een bijv. nmw. zelfstandig:
"Der deutsche Mann." wordt: "Der Deutsche."
Je kunt meerdere bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar hebben. Deze bijvoeglijke naamwoorden krijgen dan allemaal dezelfde uitgang *.
Gemotiveerde slimme kinderen begrijpen, dat de wereld heel groot is.
Motivierte *schlaue * Kinder verstehen, dass die Welt sehr groß ist.    Motivierte *Schlaue * verstehen, dass die Welt sehr groß ist.  

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11 . Vul de uitgangen in.
Wir haben manch... Arm... (mv)  Hilfe geboten.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

12 . Vul de uitgangen in.
Unser... Vorsitzend... (m) eröffnete die Versammlung.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

13 . Vul de uitgang in.
Wir brauchen unbedingt Freiwillig... (mv) für diesen Job.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

14 . Vertaal en vul de uitgang in.
Viel ... (werknemers/employees) sind diesen Monat entlassen worden.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

15 . Vertaal en vul de uitgang in.
Mit d... (uiterlijk) kann man leider nicht immer alles erreichen.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

16 . Vul de uitgangen in.
Ich habe es dies... hübsch... Vorsitzend… persönlich gegeben.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

17 . Vul de uitgangen in.
Die Jobs mehrer... deutsch... Angestellt… sind in Gefahr.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

18 . Vul de uitgangen in.
Er hat viel... Gut... für die Gesellschaft getan.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

19 . Vul de uitgangen in.
Die Schuhe niederländisch… Reisend... sind nach dem Konzert verschwunden.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

20 . Vertaal en vul de uitgang in.
(Autochtonen) ....... haben manchmal keine Schwierigkeiten, sich zu gewöhnen.
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

21 . Vul de uitgangen in.

 Let op:   !!! INSTINKER !!!
Ich wünsche dir all... Gut... !
De smaak van het Duitse bier bevalt mij het best.

'als je er van moet BIJ bedenken dan kan daar één naamval bij: de 2de'.

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou je de uitleg van vandaag willen beoordelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vergeet niet.................
  • de der-groep, ein-groep en de nul-groep op tijd te leren
  • dat alle bijvoeglijke naamwoorden voor een zelfstandig naamwoord dezelfde uitgang krijgen
  • veel te oefenen 
  • ...

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan
1. Bepaal de groep (der-, ein- of nul-groep)
2. Bepaal het geslacht
3. Bepaal de naamval, dat betelent dat je moet kijken naar
a) of er een voorzetsel voorstaat   (Ja, welke nmv.? Nee, ga naar b)
b) of er een bijz. ww. in de zin staat (moet wel hoofdww zijn)
   (Ja, welke nmv.? Nee, ga naar c)
c) hij/hem-proef (= ontleden)   
     hij=ow=1e nmv., 
     van hem=bijv.bep.=2e nmv., 
     aan/voor hem = mv=3e nmv., 
     hem= lv=4e nmv.
                                                          

Slide 49 - Tekstslide

Als je "aan hem" en "hem" kunt vervangen, dan gaat de 3e naamval voor de vierde, dus je vult de derde naamval in.
An die Arbeit!



Hals- und Beinbruch!

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies