B3A Vrijdag 5/3

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

In het Engels heb je de vraagwoorden: 

  • Who?           Wie?
  • What?          Wat?
  • Where?        Waar?
  • When?         Wanneer?
  • Why?           Waarom?
  • Which?        Welke?
  • How?           Hoe?

Slide 3 - Tekstslide

Vraagwoorden
..... is he now? He is at home.
A
where
B
what
C
when
D
who

Slide 4 - Quizvraag

Vraagwoorden
... is your name? Carol.
A
Who
B
What
C
How
D
Where

Slide 5 - Quizvraag

Vraagwoorden
... is Susan's party? It's on Friday.
A
Who
B
What
C
When
D
Where

Slide 6 - Quizvraag

Vraagwoorden
... are you going to order? Fish and chips.
A
What
B
How
C
Why
D
When

Slide 7 - Quizvraag

Homework check
5.1: 6, 7,9 & 10
5.2: 12 t/m 15 + 19

Any questions?

Slide 8 - Tekstslide

Unit 5.3: Your Order
Opdracht 23 – Warming up

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 24 – Have a look
Bekijk de tekening. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

  1. Waar werkt het meisje?

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg Present Perfect

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 13 - Quizvraag

Present perfect
  • Iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.
  • Has/have + voltooid deelwoord

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Present Perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 15 - Tekstslide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 16 - Tekstslide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 17 - Tekstslide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
Er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 18 - Tekstslide

           
             Regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 19 - Tekstslide

           
             Onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 22 - Sleepvraag

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 23 - Quizvraag

Maak present perfect:
Peter ......... told a joke.
A
have
B
has

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 26 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 27 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 28 - Quizvraag

Homework:
  • Maken online: 25 t/m 28, 32, 33
  • Grammaticatrainer 5.3 Present Perfect
  • Test jezelf 5.3
  • Oefenen woorden in Quizlet
  • Week 11: toets Unit 5: woorden/zinnen/grammatica

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

WELCOME

Slide 31 - Tekstslide

Well done!!!
See you next week! Have a nice weekend!

Slide 32 - Tekstslide