leestekens: punt, komma, puntkomma en dubbele punt

leestekens: punt, komma, puntkomma en dubbele punt
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

leestekens: punt, komma, puntkomma en dubbele punt

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: interpunctie
Vandaag leer je wanneer je bepaalde leestekens moet gebruiken in teksten.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is interpunctie?
Interpunctie is het plaatsen van punten,
 komma's, puntkomma's, dubbele punten,
 aanhalingstekens, uitroep- en vraagtekens
 

Slide 3 - Tekstslide

Waarom interpunctie?
  • Bij tekst zonder interpunctie is de kans groot dat er verwarring ontstaat.
  •  Interpunctie pas je toe om er zeker van te zijn dat mensen jouw woorden lezen zoals jij ze hebt bedoeld.

Slide 4 - Tekstslide

De leestekens
Punt.
Komma,
Puntkomma;
 Dubbele punt:
  'aanhalingstekens'
 Uitroepteken!
 Vraagteken?

Slide 5 - Tekstslide

De punt
Zet je na een zelfstandige mededelende zin.
Fout:
Paulien gaat morgen naar Amsterdam, ze gaat met de trein.
Goed:
Paulien gaat morgen naar Amsterdam. Ze gaat met de trein.

Slide 6 - Tekstslide

De komma (1)
  • Zet je voor verbindingswoorden:  bv. In deze zin gebruik je een komma, want er staat een verbindingswoord in de zin.

Andere verbindingswoorden zijn o.a. : maar, of, omdat, daardoor, enz. enz.
 waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.

Slide 7 - Tekstslide

De komma (2)
  •  Bij opsommingen:  bv.  Hier is een opsomming van mooie, grappige, lange, korte en moeilijke antwoorden.
  •  Tussen 2 persoonsvormen:  bv. Als komma's tussen persoonsvormen staan, begrijp je de zin beter. 

Slide 8 - Tekstslide

De komma (3)
  • Voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is. Voorbeeld: We hebben een lekkere lange vakantie gehad, die bovendien erg lang duurde.

Slide 9 - Tekstslide

Voor het woordje 'en' komt ........ komma.
A
geen
B
een

Slide 10 - Quizvraag

Voor het woordje 'of' komt ........ komma.
A
geen
B
een

Slide 11 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 3 staan?
A
punt
B
puntkomma
C
uitroepteken
D
komma

Slide 12 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 10 staan?
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 13 - Quizvraag

puntkomma
  • Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook.
a. Iedereen is welkom op mijn verjaardag; ik hoop echter dat m'n neef Peter wegblijft.
a. Iedereen is welkom op mijn verjaardag. Ik hoop echter dat m'n neef Peter wegblijft.

b. Het vierde jaar ligt achter ons; 2007 is geschiedenis. 


Slide 14 - Tekstslide

Dubbele punt (1)
  • Opsomming
 Deze foto heeft nogal wat kleuren: rood, groen, bruin, geel en oranje.
  • Conclusie 
 Daarom besluiten wij: verbied het jagen op ganzen.

Slide 15 - Tekstslide

Dubbele punt (2)
  • Citaat
 Net zoals Peter dat wel eens zei: "Da's een verrekt goed idee!"
  • Verklaring/reden
 Een lama moet je niet uitdagen: dan spuugt hij misschien.
(Je kunt zo'n dubbele punt vervangen door  komma + want

Slide 16 - Tekstslide

Je gebruikt een dubbele punt bij ...
A
een opsomming
B
een verklaring/reden
C
citaat
D
conclusie

Slide 17 - Quizvraag

Directe en indirecte rede
Hoor  je iemand letterlijk praten? 
Gebruik aanhalingstekens

Hoor je iemand NIET letterlijk praten? 
Gebruik GEEN aanhalingstekens

Slide 18 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Aanhalingstekens ' ... ' gebruik je om:
1) een citaat op te schrijven 

Slide 19 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Aanhalingsteken...
voorbeeld
Als je iemand citeert.
(letterlijk opschrijft wat iemand heeft gezegd)
De leraar zei: 'Pak allemaal je mobiel en stuur me een appje.'
LET OP! Je laatste aanhalingsteken kom het leesteken.
Als je een stukje van iemand anders letterlijk overneemt. 
In het verslag schreef de brugklasser 'Ik vond het brugklaskamp geweldig.'
Als je een woord speciale aandacht wilt geven. 
Hoe spel je 'coach' eigenlijk?

Slide 20 - Tekstslide

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Sabine zei: 'Ik heb mijn huiswerk af.'
B
Sabine zei ': Ik heb mijn huiswerk af.'
C
'Sabine zei: Ik heb mijn huiswerk af.'

Slide 21 - Quizvraag

Aanhalingstekens of geen aanhalingstekens?
A
Hij zei: "ik ben cool"
B
Hij zei: Ik ben cool.

Slide 22 - Quizvraag

Aanhalingstekens gebruik je bij...
A
Tussen hoofdzin en bijzin
B
Bij een citaat
C
Bij een opsomming
D
Geen van beide

Slide 23 - Quizvraag