Warmte, stoffen, materialen

Warmte, stoffen, materialen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ArabMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Warmte, stoffen, materialen

Slide 1 - Tekstslide

Deel 1: Warmte

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen les 1
 
Ik weet waar warmte vandaan komt.
Ik weet hoe ik kan rekenen met verbrandingswarmte. 
Ik weet wat de branddriehoek is. 
Ik weet wat verbrandingsreacties zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Ik weet waar warmte vandaan komt.
Warmte is een vorm van energie. Energie komt ergens vandaan en gaat niet verloren. 

Vaak komt de warmte van een warmtebron van een verbrandingsreactie. De vorm van energie die omgezet wordt in warmte noemen we chemische energie. 

Slide 4 - Tekstslide

Ik weet waar warmte vandaan komt.

Slide 5 - Tekstslide

Ik weet hoe ik kan rekenen met verbrandingswarmte
Chemische energie is energie die opgeslagen zit in een stof. Energierijke stoffen noemen we ook wel brandstoffen. 

Elke brandstof heeft een verbrandingswarmte. Dit is de hoeveelheid energie die een bepaalde hoeveelheid brandstof kan leveren. 

Aardgas= 32 MJ/ m3 
Binas tabel 19

Slide 6 - Tekstslide

Bij het verbranden van aardgas ontstaat 96 MJ aan chemische energie. Hoeveel m3 aan aardgas is er verbrand?
Gebruik tabel 19 in de Binas
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Ik weet wat de branddriehoek is
De branddriehoek zijn de drie voorwaarden voor verbranding. Als een van de drie voorwaarden wegvalt, dan stopt de verbranding. 

Slide 8 - Tekstslide

Als je heel veel koolstofdioxide over een vuurtje heen zou spuiten, welke voorwaarde van de branddriehoek valt dan weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 9 - Quizvraag

Als je zand om het vuurtje heen legt, want neem je dan (uiteindelijk) weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 10 - Quizvraag

Als je water over een vuurtje gooit, welke voorwaarde valt dan weg?
A
Zuurstof
B
Warmte
C
Brandstof

Slide 11 - Quizvraag

Ik weet wat verbrandingsreacties zijn. 

Slide 12 - Tekstslide

Volledige verbranding
Onvolledige verbranding

Slide 13 - Tekstslide

Voor koolstofdioxide is meer zuurstof nodig dan voor koolstofmono-oxide.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Lesdoelen les 2
Ik weet wat een warmtebron is. 
Ik weet hoe ik kan rekenen met elektrische energie.
Ik weet hoe ik kan rekenen met vermogen. 

Slide 15 - Tekstslide

Ik weet wat een warmtebron is.
Als je iets wilt verwarmen heb je een warmtebron nodig
Een warmtebron zorgt voor warmte
Een warmtebron heeft energie nodig om te kunnen verwarmen

Slide 16 - Tekstslide

Ik weet wat een warmtebron is. 
Bij alle elektrische warmtebronnen geldt:

E= Q
E= elektrische energie
Q= warmte

Het rendement is dus 100%

Slide 17 - Tekstslide

Ik weet hoe ik kan rekenen met elektrische energie. 
Q = E = P ∙ t
Q: warmte in Joule (J)
E: energie in Joule (J)
P: vermogen in Watt (W)
T: tijd in seconde (s)

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel warmte geeft een elektrische verwarming met een vermogen van 1000 W als je deze voor een uur aan zet?
A
1000 J
B
1000 kWh
C
60 000 J
D
3600000 J

Slide 19 - Quizvraag

Ik weet hoe ik kan rekenen met vermogen. 
Om te kunnen rekenen met de formule E= P ∙ t, moet je het vermogen weten: 
 P=U∙I
P: vermogen in Watt (W)
U: spanning in volt (V)
I: stroomsterkte in ampère (A)

Slide 20 - Tekstslide

Een apparaat staat aangesloten op het stopcontact (230 V) en trekt 50 mA. Wat is het vermogen?
A
11,5 W
B
110,5 W
C
11500 W
D
115 W

Slide 21 - Quizvraag

Lesdoelen les 3
Ik weet wat de drie vormen van warmtetransport zijn. 

Slide 22 - Tekstslide

Ik weet op welke 3 manieren warmte verspreid wordt en wat het verschil is. 
1. Warmtegeleiding
2. Warmtestroming
3. Warmtestraling

Slide 23 - Tekstslide

Ik weet wat warmtegeleiding is.  
1. Warmtegeleiding
Bij warmtegeleiding gaat een hoge temperatuur naar een lage temperatuur via een tussenstof. Dit noemen we ook wel warmtetransport. Een stof die warmte makkelijk kan verspreiden noemen we een geleider en een stof die warmte niet makkelijk kan verspreiden noemen we een isolator. 

Slide 24 - Tekstslide

Als we metaal en plastic gaan vergelijken op warmtetransport, wat is dan waar.
A
Metaal is een geleider
B
Plastic is een geleider
C
Metaal is een isolator
D
Geen van allen

Slide 25 - Quizvraag

De reden dat een verwarming (radiator) wordt gemaakt van metaal is omdat metaal een isolator is, die de warmte goed kan vasthouden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Herhaling 
Dichtheid: 

Slide 27 - Tekstslide

Je mengt twee vloeistoffen met een andere dichtheid. Het wordt een emulsie (ze mengen niet). Welke stof drijft boven?
A
De stof met de grootste dichtheid
B
De stof met de kleinste dichtheid
C
Dichtheid heeft er niks mee te maken
D
De stoffen hebben dezelfde dichtheid

Slide 28 - Quizvraag

Ik weet wat warmtestroming is.  
2. Warmtestroming
Een stof die warm wordt, zet uit. De dichtheid wordt dan kleiner.
Als gevolg gaat een warmere vloeistof (of gas) 'drijven' ten opzichte van de koude vloeistof. De koude vloeistof zakt naar de bodem en wordt dan weer verwarmd, totdat het hele pannetje is opgewarmd tot dezelfde temperatuur. 
Dit noemen we warmtestroming. 
Dit kan alleen plaatsvinden als er een tussenstof (vloeistof of gas) aanwezig is. 

Slide 29 - Tekstslide

Bij warmtestroming heb je een tussenstof nodig en bij warmtegeleiding niet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Ik weet wat warmtestraling is. 
3. Warmtestraling
Alles wat opwarmt gaat straling afgeven. Dit noemen we infraroodstraling. Als deze straling ons of een voorwerp bereikt dan wordt die straling omgezet in warmte. Dit is wat wij voelen als we in de zon lopen. Als voorwerpen in je huis zijn opgewarmd, dan gaan ze ook weer straling afgeven (ze worden dan dus een warmtebron). Dit is waarom je best het raam even open kan zetten voor wat frisse lucht als het buiten koud is.


Infraroodcamera: een mens is 
ook een warmtebron! 

Slide 31 - Tekstslide

Ik weet wat de drie verschillende manieren van warmte transport zijn. 

Slide 32 - Tekstslide

Een terrasverwarmer maakt gebruik van warmtestraling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Bij warmtegeleiding heb je een tussenstof nodig en bij warmtestraling niet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Wat zijn de drie manieren waarop warmte verspreid wordt?

Slide 35 - Open vraag

Lesdoelen les 4
Ik weet hoe ik kan rekenen met temperatuur. 

Slide 36 - Tekstslide

Ik weet hoe ik kan rekenen met temperatuur. 
Als de temperatuur omhoog gaat, dan gaan moleculen sneller bewegen. 

Slide 37 - Tekstslide

Ik weet hoe ik kan rekenen met temperatuur. 
Absolute nulpunt: -273 Graden Celcius
Eenheden van temperatuur: 

Slide 38 - Tekstslide

Reken om:
300 Kelvin is.................. Graden Celcius
A
573
B
-27
C
27
D
273

Slide 39 - Quizvraag