Lezen


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in de telefoontas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in de telefoontas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Hoofdstuk 1, 2 en 3

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan wij behandelen denk je?

Slide 3 - Tekstslide

Onderdelen
-Onderwerp
-Hoofdgedachte
- Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 4 - Tekstslide

Boek uitzoeken

Elke Nederlands les heb je een leesboek bij je!

Kies een boek dat je leuk vindt!

Slide 5 - Tekstslide

Paragraaf 2
Leerdoel: Je kunt oriënterend lezen.
Je kunt een onderwerp van een tekst herkennen.

Bladzijde 16

Slide 6 - Tekstslide

LEZEN

het onderwerp van een tekst



Als je het onderwerp van een tekst weet, weet je waar de tekst over gaat. 
Het onderwerp is één of een paar woorden.

Slide 7 - Tekstslide

LEZEN

het onderwerp vinden (1)


Bekijk de titel.
De titel zijn de woorden die boven de tekst staan.
Door de titel weet je vaak al iets over het onderwerp.


Amsterdamse jeugd ontdekt zeilsport
Hoe verzorg je een konijn?
Broergeheim

Slide 8 - Tekstslide

LEZEN

het onderwerp vinden (2)


Bekijk de afbeeldingen/illustraties.

De afbeelding heeft iets met de tekst te maken.


Slide 9 - Tekstslide

LEZEN

het onderwerp vinden (3)


Lees de eerste zinnen.
Daarin staat meestal waar de tekst over gaat.



Slide 10 - Tekstslide

LEZEN

het onderwerp vinden (4)


Soms staan er titels boven een tekstgedeelte, dit noem je een tussenkopje. Deze bekijk je ook goed om het onderwerp te bepalen.

Kijk of er woorden die ander gedrukt zijn. Vet, schuin, GROOT of gekleurd.

Slide 11 - Tekstslide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in de telefoontas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 2
Leerdoel: Je kunt oriënterend lezen.
Je kunt een onderwerp van een tekst herkennen.

Bladzijde 16

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Les 1: opdracht 2 en 3 op blz. 17 & 18

Les 2: opdracht 4, 5 en 6 op blz. 18,19 &20.

Klaar? Online opdrachten maken.

Slide 14 - Tekstslide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in de telefoontas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 15 - Tekstslide

Paragraaf 3
Leerdoel: Je kunt de hoofdgedachte van de tekst herkennen

Bladzijde 21

Slide 16 - Tekstslide

HOOFDGEDACHTE van een tekst


- het belangrijkste van een tekst kan 

in één zin samengevat worden:
de hoofdgedachte

Slide 17 - Tekstslide

HOE VIND JE DE HOOFDGEDACHTE?

1. Bepaal het onderwerp van een tekst.
2. Lees de tekst precies (van eerste woord tot laatste woord)
3.Kijk of in het begin (inleiding) of eind (slot) de hoofdgedachte staat.
4. Omschrijf de hoofdgedachte.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Huiswerk
Les 1: opdracht 2 en 3 op blz. 21 en 22

Les 2: opdracht 4 en 5 op blz. 22 t/m 24


Slide 20 - Tekstslide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in de telefoontas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 21 - Tekstslide

Paragraaf 4
Leerdoel: Je kunt het verschil herkennen tussen een informerende, instruerende en overtuigende tekst

Bladzijde 26

Slide 22 - Tekstslide

Tekstdoelen
= iets wat een schrijver wil bereiken met zijn tekst.

Drie soorten moet je kennen:
1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Les 1: opdracht 1 t/m 3 vanaf blz. 26

Les 2: opdracht 4 en 5 vanaf blz. 28

Klaar? Boek lezen!

Slide 25 - Tekstslide