Periode 5 Lesson 5 2A JG

ENGELS
Periode 5 Les 5

Correspondence: Grammar


1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

ENGELS
Periode 5 Les 5

Correspondence: Grammar


Slide 1 - Tekstslide

Today's Topics
     1. Feedback Writing Assignment

     2. Recap quiz Gerund / Past Simple / Past Continuous
          
3. Correspondence Grammar
-Homophones -> Writing Game
- Prepositions (In/on/at)
- Future Simple & Futute "going to"

4. Left over time: Working in GPS

Slide 2 - Tekstslide

General Feedback
1. Let op hoofdletters
(Begin van de zin, I, Maanden)

2. an e-mail (niet a)

3. Mrs = getrouwd/weduwe vrouw
Ms. / Miss (of gewoon je naam) 
Mr. voor mannen

Slide 3 - Tekstslide

The Gerund is:
A
Tegenwoordige tijd van een ww
B
Verleden tijd van een ww
C
-ing vorm van een ww als zelfst. naamwoord
D
Toekomstige tijd van een ww

Slide 4 - Quizvraag

Gerund
1. Als onderwerp van de zin (zelfst. naamwoord)

2. Na voortzetsels (for, on, by, at)
(I arrived by cycling)

3. Na uitdrukkingen en vaste set woorden
(like, love, hate, enjoy, stop, start)
(look forward to, talk about, it's no use)

Slide 5 - Tekstslide

Simple Past (voor reguliere werkwoorden) is:
A
was/were + hele werkwoord
B
was/were + -ing vorm
C
ww + -ing
D
ww + ed

Slide 6 - Quizvraag

Past Continuous (voor reguliere werkwoorden) is:
A
was/were + hele werkwoord
B
was/were + -ing vorm
C
ww + -ing
D
ww + ed

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Gerund
Past Simple
Past Continuous
Playing is fun!
I worked yesterday 
They were having fun!

Slide 9 - Sleepvraag

What is a homophone? (in English)

Slide 10 - Woordweb

Ate
Deer
Whose
Sad
Die
Dear
Dye
Eight
Said
Who's

Slide 11 - Sleepvraag

What is the difference between 'then' and 'than'?

Slide 12 - Open vraag

#1 Write down what I say

Slide 13 - Open vraag

#2 Write down what I say

Slide 14 - Open vraag

#3 Write down what I say

Slide 15 - Open vraag

#4 Write down what I say

Slide 16 - Open vraag

Examples of Prepositions
(voorzetsels) in English!

Slide 17 - Woordweb

In / On / At
At the desk
On the desk
In the desk

Slide 18 - Tekstslide

In / On / At
At the hospital
In the hospital

Slide 19 - Tekstslide

In / On / At (Times & Dates)
In -> Seasons, Months, Years, Centuries
In Summer, in July, in 2021, in the 19th century, in the morning
On -> Days & Dates
On Monday(s), On the 4th of October, On Christmas Day
At -> Precise Times & Expressions
At 9:30, at the moment, at dinner, at night, at Christmas

Slide 20 - Tekstslide

Your keys are ...(op) the desk
A
in
B
on
C
at
D
of

Slide 21 - Quizvraag

My birthday is ...(op) World Animal Day
A
in
B
on
C
at
D
above

Slide 22 - Quizvraag

He's waiting for you ...(bij) the entrance
A
in
B
on
C
at
D
before

Slide 23 - Quizvraag

Please sign ...(aan) the bottom of the page
A
in
B
on
C
at
D
below

Slide 24 - Quizvraag

My grandpa is sick, he's ...(in) the hospital
A
in
B
on
C
at

Slide 25 - Quizvraag

Who's that girl ...(op) the photo?
A
in
B
on
C
at
D
of

Slide 26 - Quizvraag

Future Simple

Slide 27 - Tekstslide

Future Simple
What
Will + Infinitive (hele werkwoord)

I will go 
You will have

Slide 28 - Tekstslide

When to use it
1. To talk about things that will happen in the future

2. To ask questions about the future


3. To make a promise (belofte), offer (aanbod)  or threat (bedrijging)
Examples
1. Next year I will be 26


2. Will you get the results today?
2. Will she make it to the exam?


3.

Slide 29 - Tekstslide

Future Simple - Sentences


Future Simple - Afkortingen
I will 
You will
She will

->  I'll
->  You'll
->  She'll

Will not
->  Won't
will + hele werkwoord
I + will + not + hele werkwoord
will + Subject + hele werkwoord

Slide 30 - Tekstslide

Use the Future Simple!
Zeg dat je gaat werken

Slide 31 - Open vraag

Use the Future Simple!
Zeg dat je niet naar huis gaat

Slide 32 - Open vraag

Use the Future Simple!
Maak een vraag met 'will'

Slide 33 - Open vraag

Future 'going to' 
What?
to be (am/is/are) + going to
+ infinitive (hele werkwoord)


Slide 34 - Tekstslide

When to use it

1. To talk about things we planned to do (met voorbedachte rade)

2. To make predictions 
(met bewijs / aanwijzingen)


Examples

1. Tomorrow I am going to clean my room.

2. I think it is going to rain


Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

FUTURE SIMPLE
FUTURE GOING TO
It will rain
It is going to rain
Will + hele werkwoord
to be + going to + hele werkwoord
Voorbedacht plan
Spontaan

Slide 37 - Sleepvraag

Homophones

Klinkt hetzelfde, andere spelling

Prepositions In/On/At

In: Maanden, jaren, seizoenen, eeuwen
On: Dagen, data
At: specifieke tijden, uitdrukkingen
Future Simple

-Will + hele werkwoord
- Gebeurtenissen in de toekomst, beloftes en bedreigingen

Future 'going to'

-Am/is/are + going to + hele werkwoord
- Intenties & voorspellingen

Slide 38 - Tekstslide