Kolonialisme en slavernij 7.4

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Bekijk de prent.

Welke zin over de prent is juist?
A
De tekenaar was een voorstander van de standenmaatschappij.
B
De tekening is getekend na de Franse Revolutie.
C
De tekening is getekend voor de Franse Revolutie.
D
Geen van de genoemde zinnen over de prent is juist.

Slide 15 - Quizvraag

Europa
Afrika
Amerika
Sleep de producten naar het juiste werelddeel binnen de driehoekshandel
Spiegeltjes
Sierraden
Geweren
Slaven
Suiker
Katoen
Koffie
Cacao

Slide 16 - Sleepvraag

Deze vraag gaat over de pruikentijd.

Welke zin is juist?
A
Rousseau beweerde dat vorsten hun macht van God hadden gekregen.
B
Verlichte denkers dachten dat zij de maatschappij gingen verbeteren.
C
Het tijdvak Pruiken & Revoluties eindigt rond het jaartal 1700.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 17 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.

Welke naam hoort bij het rode kruisje te staan?

De gebeurtenis vond in Parijs plaats in 1793.
A
Lodewijk XVI
B
Napoleon Bonaparte
C
Robespierre
D
Rousseau

Slide 18 - Quizvraag

Deze toets gaat over het tijdvak Pruiken & Revoluties.

Wanneer eindigt dit tijdvak?
A
Rond 1600
B
Rond 1700
C
Rond 1800
D
Rond 1900

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin over Frankrijk in de 18e eeuw is juist?

A
De Franse maatschappij was verdeeld in twee standen.
B
Frankrijk was rijker dan Nederland en Groot-Brittannië.
C
In de pruikentijd droegen alle Fransen een pruik.
D
In Frankrijk hadden adel en geestelijkheid voorrechten.

Slide 20 - Quizvraag

In 1791 werd Frankrijk een ........... monarchie.
A
constitutionele
B
revolutionaire
C
republikeinse
D
koninklijke

Slide 21 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over de Franse tijd in Nederland.

Welke zin over de Franse tijd is juist?
A
Na de Franse tijd kwam een eind aan alle maatregelen die in die periode in Nederland waren ingevoerd.
B
Napoleon maakte een eind aan de democratie en maakte van Nederland een koninkrijk en later een deel van Frankrijk.
C
Het decimale stelsel, in gebruik bij meten en wegen en het tellen van geld, was al vóór de Franse tijd in Nederland ingevoerd.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 22 - Quizvraag

De Franse Revolutie was een ....... en een ...... verandering.

Welke twee woorden horen op de stippellijntjes te staan?
A
economische en culturele
B
economische en sociale
C
politieke en culturele
D
politieke en sociale

Slide 23 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de Bataafse Revolutie in Nederland.

Wat veranderde bij de Bataafse Revolutie in 1795?
A
Er werd een parlement (de Nationale Vergadering) gekozen
B
Willem V vluchtte naar Frankrijk
C
Patriotten keerden terug in Nederland met het Pruisisch leger
D
Patriotten riepen de Bataafse monarchie uit.

Slide 24 - Quizvraag

Waardoor werden de zuidelijke staten in de VS gedwongen slavernij af te schaffen?
A
Abolitionisten hielpen slaven uit het zuiden ontsnappen naar het noorden.
B
De noordelijke staten waren rijker dan de zuidelijke staten.
C
De roman van Harriet Beecher Stowe leidde tot een toename van het aantal abolitionisten.
D
De zuidelijke staten verloren de burgeroorlog van de noordelijke staten.

Slide 25 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over ideeën over slavernij.

Welke zin is ONJUIST?
A
Christenen waren tegenstanders van slavernij, want de Bijbel verbiedt het.
B
De verlichting gaf aanleiding tot de afschaffing van de slavernij.
C
Het abolitionisme streefde naar afschaffing van zowel slavernij als slavenhandel.
D
Geen van de zinnen is onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de afschaffing van de slavernij.

Welke zin over de bron is juist?
A
De bron is een voorbeeld van de manier waarop de meeste slavenhouders omgingen met hun slaven.
B
De maker van deze bron heeft geen mening over de gebeurtenis die hij heeft afgebeeld.
C
De slaven op deze afbeelding kregen hun vrijheid van de Fransen.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 27 - Quizvraag

Maak de zin af:

In 1787 kregen de Verenigde Staten een grondwet en werd het officieel een ....
A
federale republiek
B
constitutionele monarchie
C
dictatuur
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 28 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de eerste democratische grondwet in de Verenigde Staten (in 1787).

Welke zin over de staatsvorm (vanaf 1787) van de Verenigde Staten (= VS) is juist?
A
De eerste staten in noordoosten van de VS mochten niets zelf bepalen.
B
De centrale overheid bepaalde zaken die voor alle eerste staten in het noordoosten belangrijk waren.
C
De vorst moest zich aan de grondwet houden.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 29 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de staatsvorm van de Verenigde Staten. Koppel de woorden aan de linker kant met de juiste woorden aan de rechter kant door te slepen:
Wetten maken door:
rechtspreken door:
wetten uitvoeren door:
onafhankelijke rechters
regering onder leiding van president.
Parlement (Congres)

Slide 30 - Sleepvraag