Kolonialisme & slavernij

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In deze paragraaf leer je?

- hoe de trans-Atlantische slavenhandel groeide
- welke slavernij er was op de Amerikaanse plantages
- welke slavernij er was in de Nederlands kolonieen.
- hoe de slavernij werd afgeschaft

Slide 2 - Tekstslide

Slavernij

Slide 3 - Tekstslide

Indianen stierven met als gevolg dat Karel V slavernij van Indianen verbood.
Daardoor kwam de trans-Atlantische slavenhandel op.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Van Afrika naar Amerika
  • Slavernij Indianen verboden. Gevolg: Afrikaanse slaven (16e–19e eeuw: 11 miljoen!)
  • Trans-Atlantische slavenhandel (ook wel driehoekshandel genoemd)
 

Slide 6 - Tekstslide

Van mens naar handelsgoed.
Zelfs als handelsproduct werden 'slaven' op weinig waarde geschat.

Slide 7 - Tekstslide

Trans-Atlantische slavenhandel
Groei
Door het veroveren van kolonies door de Europeanen, groeide het aantal kolonialisten en daarmee ook het aantal plantages.  
Hierbij meegenomen dat de mensen(slaven genoemd) uit Afrika geschikter waren voor het zware werk, zorgde voor een groei van de toevoer. 
Fort Elmina: Vanaf dit fort werden vele slaven geruild tegen producten uit Europa. De meeste mensen die hier vastzaten waren destijds gevangen genomen als krijgsgevangenen van een stamoorlog. 
Voor de republiek had de WIC deze route

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slavernij op plantages
  • Slavenbestaan wreed. Moeten werken op plantages (opgezet met Europees kapitaal)
  • Grote landbouwbedrijven waarop meestal één product werd verbouwd (suiker, cacao, tabak, katoen)
  • Veel vraag naar in Europa. Verdienen hier kapitalen aan. 

Slide 12 - Tekstslide

Leg kort in je eigen woorden uit wat de Trans-Atlantische slavenhandel inhield.

Slide 13 - Open vraag

Is de volgende stelling waar of niet waar? Leg je antwoord uit.
'Wanneer de vraag naar suiker toenam, werd automatisch de vraag naar slaven ook groter '.

Slide 14 - Open vraag

Nederland en de slavernij
  • Nederlands aandeel Trans-Atlantische slavenhandel 'maar' 5% --> +/- 550.000  van wie de helft naar plantages in Suriname (belangrijkste bestemming voor Nederlandse slavenschepen)
  • Vervoerden echter ook honderdduizenden slaven in Azië (bouw van factorijen, eigendom VOC-personeel etc.) 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Afschaffing
  • Abolitionisme: beweging voor afschaffing slavenhandel & slavernij. Geïnspireerd door Christendom & Verlichting (bv. Adam Smith: gedwongen arbeid in moderne economie = niet efficiënt)
  • 1787: Society for the Abolition of the Slave Trade (G-B).
  • Succesvol: 1807: Britse regering verbood slavenhandel. 1833: slavernij in alle Britse kolonies afgeschaft.

Slide 18 - Tekstslide

Afschaffing
  • Nederland = een van de laatste landen die slavernij verboden.
  • 1814: slavenhandel door regering verboden, máár: pas door vertaling ‘De negerhut van oom Tom’ echt belangstelling voor slavernij.
  • 1863: Surinaamse en Antilliaanse slaven werden vrije mensen.

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit welke rol de verlichting speelde in de afschaffing van de slavernij.

Slide 20 - Open vraag

Leg uit wat in de Lage landen een belangrijke rol speelde in de afschaffing van slavernij.

Slide 21 - Open vraag

Hoe heette het fort dat voor de Nederlanders de uitvalsbasis in Afrika was om slaven naar Amerika te vervoeren?
A
Fort Hollandia
B
Fort Ghana
C
Fort Elmina
D
Fort Nassau

Slide 22 - Quizvraag

Met welk gewas werd in Zuid-Amerika het meeste geld verdiend?
A
Tabak
B
Suiker
C
Katoen
D
Aardappelen

Slide 23 - Quizvraag

Waarmee ruilden de Nederlanders om slaven van de Afrikaanse stammen te kopen.
A
goud
B
geweren
C
kralen
D
katoen

Slide 24 - Quizvraag

Welke Nederlandse provincie deed het meest aan slavanhandel
A
Zeeland
B
Friesland
C
Noord-Holland
D
Zuid-Holland

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk de prent.

Welke zin over de prent is juist?
A
De tekenaar was een voorstander van de standenmaatschappij.
B
De tekening is getekend na de Franse Revolutie.
C
De tekening is getekend voor de Franse Revolutie.
D
Geen van de genoemde zinnen over de prent is juist.

Slide 26 - Quizvraag

Europa
Afrika
Amerika
Sleep de producten naar het juiste werelddeel binnen de driehoekshandel
Spiegeltjes
Sierraden
Geweren
Slaven
Suiker
Katoen
Koffie
Cacao

Slide 27 - Sleepvraag

Bekijk de afbeelding.

Welke naam hoort bij het rode kruisje te staan?

De gebeurtenis vond in Parijs plaats in 1793.
A
Lodewijk XVI
B
Napoleon Bonaparte
C
Robespierre
D
Rousseau

Slide 28 - Quizvraag

De Franse Revolutie was een ....... en een ...... verandering.

Welke twee woorden horen op de stippellijntjes te staan?
A
economische en culturele
B
economische en sociale
C
politieke en culturele
D
politieke en sociale

Slide 29 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de Bataafse Revolutie in Nederland.

Wat veranderde bij de Bataafse Revolutie in 1795?
A
Er werd een parlement (de Nationale Vergadering) gekozen
B
Willem V vluchtte naar Frankrijk
C
Patriotten keerden terug in Nederland met het Pruisisch leger
D
Patriotten riepen de Bataafse monarchie uit.

Slide 30 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over ideeën over slavernij.

Welke zin is ONJUIST?
A
Christenen waren tegenstanders van slavernij, want de Bijbel verbiedt het.
B
De verlichting gaf aanleiding tot de afschaffing van de slavernij.
C
Het abolitionisme streefde naar afschaffing van zowel slavernij als slavenhandel.
D
Geen van de zinnen is onjuist

Slide 31 - Quizvraag

De tijd van pruiken en revoluties
timer
2:00

Slide 32 - Sleepvraag