Oefentoets H1 en 2

Oefentoets 
1. Wat is maatschappijleer? 
2. Jongeren 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets 
1. Wat is maatschappijleer? 
2. Jongeren 

Slide 1 - Tekstslide

Welke stelling is onjuist?
1. Je gezin maakt deel uit van je sociale omgeving.
2. Je favoriete artiest maakt deel uit van je sociale omgeving.

A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 2 - Quizvraag

Als je ouders trots aan anderen vertellen over jouw prestaties op school, dan is er sprake van een:
A
gevoelsbindingen.
B
economische bindingen.
C
kennisbindingen.
D
politieke bindingen.

Slide 3 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Bij maatschappelijke problemen is vaak sprake van tegengestelde belangen.
2. Bij een belangentegenstelling botsen normen met waarden.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 4 - Quizvraag

Een docent stuurt je de klas uit. Is dit een voorbeeld van macht?
A
Ja, want een leraar hoort bij de overheid.
B
Ja, want hij beïnvloedt je gedrag.
C
Nee, want alleen de overheid heeft macht.
D
Nee, want macht is gebaseerd op geweld.

Slide 5 - Quizvraag

1. Een politicus als Geert Wilders maakt gebruik van het machtsmiddel overtuigingskracht om kiezers te trekken.
2. Kiezers hebben ook macht, namelijk hun aantal.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 6 - Quizvraag

De kranten en het journaal berichten over de toename van plofkraken bij geldautomaten.
Over welk kenmerk van een maatschappelijk probleem gaat het hier?

A
De politiek bemoeit zich ermee.
B
Er zijn verschillende meningen over de oorzaak.
C
Het krijgt veel aandacht in de media.
D
Veel mensen hebben er last van.

Slide 7 - Quizvraag

Caféhouders willen een veilig uitgaansgebied. Tegelijk willen ze niet dat de sfeer bedorven wordt door beveiligingscamera’s en veel politie.
Hier is sprake van een:

A
belang.
B
dilemma.
C
norm.
D
waarde.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat heeft de bron op de vorige pagina met het begrip ‘cultuur’ te maken?

Slide 10 - Open vraag

Welke waarde vinden de bedrijven die in de bron (twee pagina's terug) genoemd worden belangrijk?

Slide 11 - Open vraag

Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte.
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.

Slide 12 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten.
2. Socialisatie en cultuur staan los van elkaar.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 13 - Quizvraag

Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
leer je aangeboren eigenschappen af.

Slide 14 - Quizvraag

Socialisatie is het bewust of onbewust aanleren van: ...............

Slide 15 - Open vraag

Welke uitspraak is juist?
1. Rolpatronen zorgen ervoor dat we ons aan de omgeving aanpassen.
2. Rolpatronen bepalen hoe je je op school moet gedragen.


A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 16 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Generatieconflicten hebben te maken met verschillen in normen en waarden.
2. Generatieconflicten vinden ook plaats tussen jongeren onderling

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 17 - Quizvraag

Jongeren begroeten elkaar op een eigen manier, bijvoorbeeld door te ‘boksen’.
Dat is een voorbeeld van een:

A
groepsnorm.
B
waarde.
C
tijdloze norm.
D
generatieconflict.

Slide 18 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Met identificatie bedoelen we dat iemand kenmerken van zichzelf herkent bij een ander.
2. Groepsidentificatie ontstaat door sociale controle.


A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 19 - Quizvraag

Je komt mensen tegen die die nieuwe Netflix-serie ook zo leuk vinden, net als jij. Er ontstaat een groepsgevoel op basis van:
A
plaats.
B
belangen.
C
interesses.
D
jongerencultuur.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit dat in de bron op de vorige pagina sprake is van sociale controle.

Slide 22 - Open vraag

Streep door en vul aan: Janiya’s vader heeft gekozen voor een POSITIEVE / NEGATIEVE sanctie, met als doel:

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Beantwoord de twee volgende vragen over de bron op de vorige pagina:
a. Gaat het in dit artikel over een jongerencultuur? Leg je antwoord uit.
b. Op welke manier ontstaat voor Sheima en Sol een groepsgevoel op Abunai!?

Slide 25 - Open vraag

Leg uit hoe polarisatie te herkennen is in
Amerika rondom het politiegeweld.
timer
2:00

Slide 26 - Open vraag