In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Fictie
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Slide 1 - Tekstslide
Realistisch is hetzelfde als waargebeurd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen waargebeurd en realistisch?
Slide 3 - Open vraag
Op welke manieren kan een verhaal realistisch op je overkomen?
Slide 4 - Open vraag
Uit welke zes onderdelen bestaat een opbouwschema van een verhaal?
Slide 5 - Open vraag
Heeft een opbouwschema altijd een vaste opbouw?
A
Ja. Je moet je verhaal beginnen met de beginsituatie.
B
Nee. Je kan je verhaal ook beginnen bij het dieptepunt.
Slide 6 - Quizvraag
Blok 2
Slide 7 - Tekstslide
Wat is een Thriller?
A
Een verhaal over een reis.
B
Een verhaal over fantasiewezens.
C
Een spannend verhaal in een levensbedreigende situatie.
D
Een verhaal over het volwassen worden van de jonge hoofdpersoon.
Slide 8 - Quizvraag
Reisverhaal
Dystopische roman
Ontwikkelingsroman
Thriller
Fantasy
Psychologische roman
Een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon in een levensbedreigende situatie terechtkomt. Vaak dreigt hij slachtoffer te worden van een misdaad.
Hierin draait het om fantasiewezens in een fantasiewereld.
Er is sprake van een wereld die door rampen of een dictatuur bijna niet meer leefbaar is. Het verhaal speelt zich meestal af in de toekomst. Het is het tegenovergestelde van een utopie.
De hoofdpersoon doet verslag van een reis.
Hier gaat het om het volwassen worden van de jonge hoofdpersoon.
Een verhaal waarin de nadruk meer ligt op het gedachte- en gevoelsleven van de hoofdpersoon dan op gebeurtenissen.
Slide 9 - Sleepvraag
Welke genres heb je nu onthouden?
Slide 10 - Woordweb
Noem verschillende beoordelingswoorden over wat een verhaal met je doet.
Slide 11 - Woordweb
Noem verschillende beoordelingswoorden over hoe realistisch een verhaal is.
Slide 12 - Woordweb
Noem verschillende beoordelingswoorden die iets zeggen over de keuzes van de personages of de boodschap die de schrijver wilt uitdragen.
Slide 13 - Woordweb
Welke vier soorten van beeldspraak hebben wij gehad?
Slide 14 - Open vraag
Blok 3
Slide 15 - Tekstslide
Wat is een hoofdpersoon?
A
De minst belangrijke persoon.
B
De persoon die het meest aan het woord is.
C
Het belangrijkste personage.
Slide 16 - Quizvraag
Welke van de volgende kenmerken horen bij een hoofdpersoon? Let op, er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Een hoofdpersoon wordt uitgebreid beschreven.
B
Een hoofdpersoon heeft altijd een probleem, opdracht of doel.
C
Een hoofdpersoon heeft altijd bijfiguren nodig in het verhaal.
D
Je beleeft het verhaal vanuit de hoofdpersoon.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een bijfiguur?
A
Het meest onbelangrijke personage in het verhaal.
B
De personages die geen hoofdpersoon zijn.
C
Hetzelfde als een hoofdpersoon.
D
De uitgebreid beschreven personages.
Slide 18 - Quizvraag
Welke grote rollen kan een bijfiguur vervullen? Let op, meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
Helper.
B
Familielid.
C
Vriend.
D
Tegenstander.
Slide 19 - Quizvraag
Welke elementen zijn van belang bij de beschrijving van een personage? Let op, er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Uiterlijk.
B
Kenmerken, zoals geslacht en leeftijd.
C
Karaktereigenschappen.
D
Relaties met andere personages.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen de personages op een directe of indirecte manier leren kennen?
Slide 21 - Open vraag
Welke drie vertelperspectieven zijn er?
Slide 22 - Open vraag
Wat voor vertelperspectief heb je, als verschillende personages elkaar afwisselen?