3Md Herhaling fictie 3M - Blok 1 t/m 3 en theorie Blok 4

Welkom!
  • Telefoons in de aanslag voor de LessonUp
  • Tassen op de grond
  • Werkboek, schrift en schrijfspullen op tafel



1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
  • Telefoons in de aanslag voor de LessonUp
  • Tassen op de grond
  • Werkboek, schrift en schrijfspullen op tafel



Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik theorie Blok 1 t/m 3 (gebruik je boek voor de antwoorden)
  • Fictie 4: Uitleg § 4.2 "Spanning"
  • Maken opdracht 1 en 4  (blz. 182 en 184) + bespreken
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • Opfrissen kennis Fictie Blok 1 t/m 3.
  • Je kunt herkennen  met welke technieken een verhaal spannend is gemaakt.

Slide 3 - Tekstslide

Fictie
Herhaling Blok 1 t/m 3


Slide 4 - Tekstslide

Fictie

Slide 5 - Tekstslide

Realistisch is hetzelfde als waargebeurd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen waargebeurd en realistisch?

Slide 7 - Open vraag

Op welke manieren kan een verhaal realistisch op je overkomen?

Slide 8 - Open vraag

Uit welke zes onderdelen bestaat een opbouwschema van een verhaal?

Slide 9 - Open vraag

Heeft een opbouwschema altijd een vaste opbouw?
A
Ja. Je moet je verhaal beginnen met de beginsituatie.
B
Nee. Je kan je verhaal ook beginnen bij het dieptepunt.

Slide 10 - Quizvraag

Blok 2

Slide 11 - Tekstslide

Welke genres ken je al?
(Kijk voor meer informatie op bladzijde 72 en 73)

Slide 12 - Woordweb

Noem verschillende beoordelingswoorden over wat een verhaal met je doet.
(Kijk voor meer informatie op bladzijde 72 en 73)

Slide 13 - Woordweb

Noem verschillende beoordelingswoorden over hoe realistisch een verhaal is.
(Kijk voor meer informatie op bladzijde 72 en 73)

Slide 14 - Woordweb

Blok 3

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een hoofdpersoon?
A
De minst belangrijke persoon.
B
De persoon die het meest aan het woord is.
C
Het belangrijkste personage.

Slide 16 - Quizvraag

Welke van de volgende kenmerken horen bij een hoofdpersoon? Let op, er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Een hoofdpersoon wordt uitgebreid beschreven.
B
Een hoofdpersoon heeft altijd een probleem, opdracht of doel.
C
Een hoofdpersoon heeft altijd bijfiguren nodig in het verhaal.
D
Je beleeft het verhaal vanuit de hoofdpersoon.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een bijfiguur?
A
Het meest onbelangrijke personage in het verhaal.
B
De personages die geen hoofdpersoon zijn.
C
Hetzelfde als een hoofdpersoon.
D
De uitgebreid beschreven personages.

Slide 18 - Quizvraag

Welke grote rollen kan een bijfiguur vervullen? Let op, meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
Helper
B
Familielid
C
Vriend
D
Tegenstander

Slide 19 - Quizvraag

Welke elementen zijn van belang bij de beschrijving van een personage? Let op, er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Uiterlijk
B
Kenmerken, zoals geslacht en leeftijd
C
Karaktereigenschappen
D
Relaties met andere personages

Slide 20 - Quizvraag

Welke karaktereigenschappen kan een personage hebben?
(Kijk voor meer informatie op bladzijde 134.)

Slide 21 - Woordweb

Fictie 
Blok 4

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer ontstaat spanning?
A
Er zitten enge en griezelige onderdelen in het verhaal.
B
Je wordt nieuwsgierig gemaakt naar de afloop van het verhaal.

Slide 23 - Quizvraag

Op welke zeven manieren kan de schrijver zijn verhaal spannender maken? (blz. 184)

Slide 24 - Open vraag

Aan de slag!
  • Lees het verhaal 'Wij zijn apen" op blz. 178 t/m 181
  • Maak opdracht 1 en 4

Slide 25 - Tekstslide

Noem verschillende ruimtes waar een verhaal zich kan afspelen.
(Kijk voor meer informatie op bladzijde 185.)

Slide 26 - Woordweb

Wat kan een ruimtebeschrijving oproepen en wat heeft dat voor gevolg voor het verhaal?

Slide 27 - Open vraag

Wat is een thema? Geef drie voorbeelden van een thema.

Slide 28 - Open vraag

Hoe noem je een wijze les in een verhaal?
A
Onderwerp
B
Thema
C
Moraal
D
Motief

Slide 29 - Quizvraag