Kaartvaardigheden

 1.1 Werken met kaarten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 1.1 Werken met kaarten

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 
- leren we over de onderdelen op een kaart 
- zelfstandig werken
- klassikaal de opdrachten bespreken 

Slide 2 - Tekstslide

Welke onderdelen
vind je op een kaart?

Slide 3 - Woordweb

6 onderdelen van een kaart

Slide 4 - Tekstslide

Wat heb je nodig voor kaartlezen?
1- titel: wat is het onderwerp?
2- noordpijl: waar is het noorden?
3- legenda: uitleg kleuren en symbolen
4- schaal: hoeveel verkleind is het gebied

Slide 5 - Tekstslide

Soms staat er geen noordpijl op de kaart, hoe weet je dan waar het noorden is?

Slide 6 - Open vraag

Zelfstandig werken
Materialen:
Kaart van Nederland
Atlas
Opdracht: Vul de vragen in.
Duur: 25 minuten.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

 1.1 Werken met kaarten

Slide 9 - Tekstslide

Schaal
Omdat een kaart een gebied kleiner afbeeldt, zijn de afstanden tussen plaatsen ook verkleind. Je gebruikt de schaal van een kaart als je de werkelijke afstand tussen plaatsen wilt weten.

Hoe werkt het?


Slide 10 - Tekstslide

Berekenen
cm naar km
5 nullen eraf

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video


schaal
Rechtsboven staat dat de schaal van deze kaart 1:200.000 is.
1:200.000
1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid 2 kilometer 
berekenen schaal
Je meet met je lineaal hoeveel centimeter 2 plaatsen van elkaar liggen op de kaart. Dan kijk je wat de schaal van de kaart is. In dit geval: 1:200.000. Je streept ALTIJD 5 nullen weg: 1 cm is dus 2 kilometer in het echt. 
Stel plaats A en B liggen 5 centimeter uit elkaar op de kaart dan is dat in werkelijkheid 5 x 2 km. = 10 kilometer.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag zelfstandig
Maken Extra blaadje hoofdsteden hemelsbreed.
Klaar? Maken Lesbrief opdracht 2 vraag 2 en 3.
Opdracht 3 vraag 2.
Opdracht 4 vraag 1 t/m 5
Duur 15 minuten
NIET AF? IS HUISWERK

Slide 16 - Tekstslide

Check je leerdoel
Een aantal vragen 
Doe goed mee

Slide 17 - Tekstslide

Welk onderdeel hoort niet bij een kaart?
A
Titel
B
Legenda
C
Plaatsnamen
D
Noordpeil

Slide 18 - Quizvraag

In- en uitzoomen

- Inzoomen: dingen groter laten zien. Aarde dichterbij halen 
- Uitzoomen: dingen kleiner laten zien. Verder van de aarde

Slide 19 - Tekstslide

Weer even aan het werk


Maak de opdrachten  5 t/m 9

BLZ 10 t/m 12



 Klaar?

Laten we de opdrachten klassikaal bespreken

Slide 20 - Tekstslide

Linksonder zie je de schaal van deze kaart. Hoeveel km is 1 cm in werkelijkheid?

Slide 21 - Open vraag

Op een kaart dingen groter tekenen noemen we
A
Inzoomen
B
Uitzoomen

Slide 22 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50 000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 23 - Quizvraag

Verhouding tussen de afstand op de kaart en die in werkelijkheid
A
kaart
B
legenda
C
schaal
D
schaalstok

Slide 24 - Quizvraag

Waar zoek je het best als je een kaart zoekt?
A
Legenda
B
Inhoud
C
Namenregister
D
Landenregister

Slide 25 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50 000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 26 - Quizvraag

... geeft aan hoe groot een centimeter op een kaart in het echt is
A
Een schaalstok
B
Een legenda
C
Een windroos

Slide 27 - Quizvraag