Cultuur - tradities

1 / 39
volgende
Slide 1: Video
NT2Hoger onderwijs

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Hoe wordt er in jouw geboorteland getrouwd?

Slide 2 - Tekstslide

Wat zeg je als er iemand trouwt?
A
gelukkige verjaardag!
B
proficiat met de geboorte.
C
gefeliciteerd!
D
geniet van je dag!

Slide 3 - Quizvraag

Wat zeg je als er iemand trouwt?
- Proficiat
- Gefeliciteerd
- Veel geluk samen.
- Geniet van jullie dag.

In je moedertaal?

Slide 4 - Tekstslide

Hebben jullie een traditie als er een baby wordt geboren?

Slide 5 - Tekstslide

Wat zeg je als er iemand is geboren?
A
gelukkige verjaardag!
B
smakelijk!
C
proficiat met jullie baby!
D
proficiat met jullie huwelijk!

Slide 6 - Quizvraag

Wat zeg je als er een baby is geboren?
- Gefeliciteerd met de geboorte.
- Proficiat.
- Wat een mooie baby.
- Wat een mooie naam.

Slide 7 - Tekstslide

Is er een speciaal ritueel bij een begrafenis?

Slide 8 - Tekstslide

Wat zeg je als er iemand is gestorven?
A
sterkte.
B
innige deelneming.
C
smakelijk
D
gefeliciteerd

Slide 9 - Quizvraag

Wat zeg je als er iemand is gestorven?
- Gecondoleerd.
-Innige deelneming.
- Sterkte.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zeg je voor het eten?
A
sterkte
B
smakelijk
C
schol
D
gezondheid

Slide 11 - Quizvraag

Wat zeg je als je samen eet of samen drinkt?
- Gezondheid!
- Schol!
- Santé!

- Smakelijk.
- Geniet ervan.

Slide 12 - Tekstslide

Wat zeg je op 1 januari?
A
gelukkige verjaardag!
B
gelukkig nieuwjaar!
C
vrolijke kerst!
D
smakelijk!

Slide 13 - Quizvraag

Wat zeg je als er iemand niest?
A
hatsjou
B
gezondheid
C
sterkte
D
proficiat

Slide 14 - Quizvraag

Wat zeg je als je geen koffie wilt?
Wil je koffie?
A
Nee, bedankt.
B
Ja, graag.
C
Nee, sorry.
D
Ja, alstublieft.

Slide 15 - Quizvraag

Wat zeg je als je buurman op vakantie gaat?
A
Sterkte.
B
Veel plezier!
C
Succes.
D
Goed gedaan.

Slide 16 - Quizvraag

Wat vraag je als er iemand is gevallen?
A
Gaat het?
B
Heb je een probleem?
C
Alles oké?
D
Joepie

Slide 17 - Quizvraag

Wat zeg je als je iemand voor de eerste keer ontmoet?
A
Hey!
B
Ik hou van jou.
C
Aangenaam
D
Tot nooit meer!

Slide 18 - Quizvraag

Wat zeg je als iemand iets heel speciaals zegt ?
A
Echt waar?
B
Oké.
C
Oei.
D
Serieus?

Slide 19 - Quizvraag

Wat zeg je als de vakantie begint?
A
Goed weekend.
B
Goede vakantie.
C
Tot morgen
D
Goeieavond!

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Slide 23 - Tekstslide

Brusselse wafels: ingrediënten

Slide 24 - Tekstslide

Brusselse wafels: ingrediënten
•    100 gram bloem
•    3 eieren: dooier en wit apart
•    3 extra eiwitten
•    125 ml volle melk
•    85 gram echte boter, gesmolten
•    6 eetlepels witte suiker (voor tijdens het opkloppen van het eiwit)

Slide 25 - Tekstslide

Brusselse wafels: bereiding
1. Neem een kom en
doe er de eierdooiers en bloem in.
2. Doe de gesmolten boter erbij en meng.
3. Klop in een andere kom de eierdooiers op tot ze stijf zijn. Doe er de suiker bij.
4. Meng het opgeklopte eiwit bij het mengsel.
5. Zet je wafelijzer aan. Wacht tot het wam is.
6. Schep het mengsel in het wafelijzer.
7. Sluit het wafelijzer.
8. Bak tot de wafel gaar is.



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Welke vakantie start op 3 maart?
A
de paasvakantie
B
de krokusvakantie
C
de lentevakantie

Slide 28 - Quizvraag

Hoe lang is de krokusvakantie in Vlaanderen?
A
2 weken
B
1 maand
C
1 week

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de naam van deze bloem?
A
een roos
B
een krokus
C
een tulp

Slide 30 - Quizvraag

Wat ga je in de vakantie doen?
Ik ga ...
wandelen met mijn kinderen
koken: soep maken, koekjes bakken, fruit schillen  in CC Strombeek op dinsdag 4 maart
een recept schrijven voor Marie
een verhaal lezen in het Nederlands
Nederlands leren

Slide 31 - Tekstslide

naar de film in CC Strombeek

Slide 32 - Tekstslide

een verhaal lezen
ga naar de bibliotheek in Strombeek
ga naar het taalpunt Nederlands
neem het boek
ga naar de balie en ontleen het boek
breng het boek op tijd terug


Slide 33 - Tekstslide

maak de  presentatie 
over je land

heb je tijd?
maak dan jouw presentatie

Slide 34 - Tekstslide

Conversatie in de keuken

Slide 35 - Tekstslide

schrijf een recept voor Marie
 
bv. recept couscous  of hummus of fufu
of manti of cake of taart of baklava
of ljutenitsa of tajine ....

Slide 36 - Tekstslide

Instructies geven
Zij snijdt de ajuin.                                                        Snij de ajuin.
Zij serveert het gerecht.                                           ......... het gerecht.             
Zij mengt de sla.                                                            ......... de sla.
Zij giet slagroom op de cake.                                   ........ slagroom op de cake.
Hij rolt de sandwich.                                                     ...... de sandwich.

SNIJDEN - SNIJ                          MENGEN - MENG                  ROLLEN - ROL
SERVEREN - SERVEER            GIETEN - GIET



Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Tekstslide