WP 4, periode 1.3

Werkproces 4

periode 1.3
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werkproces 4

periode 1.3

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Je biedt in voorkomende gevallen palliatieve en terminale ondersteuning;
  1. Je kunt uitleggen wat palliatieve en terminale zorg is
  2. Je kunt uitleggen hoe palliatieve en terminale zorg in Nederland wordt georganiseerd 
  3. Je kunt vier dimensies bij palliatieve en terminale zorg beschrijven
  4. Je kunt de vijf fasen van Kubler-Ross beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Eindopdrachten
werkpad bekijken

Slide 3 - Tekstslide

Kan je een persoonlijk
voorbeeld van een
verlieservaring geven

Slide 4 - Woordweb

In de praktijk heb ik al een overlijden van een bewoner meegemaakt
A
JA
B
NEE

Slide 5 - Quizvraag

Wie wil er een ervaring m.b.t. palliatieve/terminale zorg delen? Zo ja, zeg dan ja dan mag je het toelichten

Slide 6 - Open vraag

Kan je het verschil benoemen tussen palliatieve en terminale zorg?

Slide 7 - Open vraag

Definitie Palliatieve zorg in het Kwaliteitskader 
(gemodificeerd WHO 2002)
Palliatieve zorg is zorg die de kwaliteit van het leven verbetert van patiënten en hun naasten die te maken hebben met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid, door het voorkomen en verlichten van lijden, door middel van vroegtijdige signalering en zorgvuldige beoordeling en behandeling van problemen van fysieke, psychische, sociale en spirituele aard. Gedurende het beloop van de ziekte of kwetsbaarheid heeft palliatieve zorg oog voor het behoud van autonomie, toegang tot informatie en keuzemogelijkheden.

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken palliatieve zorg
* De zorg kan gelijktijdig met ziektegerichte behandeling verleend worden;
• Generalistische zorgverleners en waar nodig specialistische zorgverleners en vrijwilligers
werken samen als een interdisciplinair team in nauwe samenwerking met de patiënt en
diens naasten en stemmen de behandeling af op door de patiënt gestelde waarden, wensen
en behoeften;
• De centrale zorgverlener coördineert de zorg ten behoeve van de continuïteit;
• De wensen van de patiënt en diens naasten omtrent waardigheid worden gedurende het
beloop van de ziekte of kwetsbaarheid, tijdens het stervensproces en na de dood erkend en
gesteund.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Terminale zorg
> wanneer het overlijden op korte termijn 
(3 maanden of minder) wordt verwacht. 

Is het laatste stukje van de palliatieve zorg.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Nabespreken
in  groepen deze film kort nabespreken met als vragen:
* wat doet deze film met jou?
* wat vind jij belangrijk in de palliatieve en terminale fase als Verzorgende IG?

Slide 14 - Tekstslide

Wat is je bijgebleven van de vorige les over palliatieve- en terminalezorg?

Slide 15 - Open vraag

Wat is palliatieve zorg?
A
Kwantitatief goede zorg
B
Zorg door verschillende medici
C
Zorg die niet tot doel heeft te genezen maar zorg met goede kwaliteit
D
Zorg met doel genezen en met oog op goede kwaliteit

Slide 16 - Quizvraag

Palliatieve zorg bestaat uit 4 verschillende fasen.

In de symptoomgerichte palliatie wordt de ziekte behandeld zonder dat er genezing mogelijk is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Het ziekteverloop in de palliatieve zorg bij iemand met hartfalen is:
A
Korte periode van plotseling snelle achteruitgang
B
Geleidelijke achteruitgang met tussentijdse ernstige episodes
C
Langdurig geleidelijke achteruitgang

Slide 18 - Quizvraag

Het ziekteverloop in de palliatieve zorg bij iemand met dementie is:
A
korte periode van plotseling snelle achteruitgang
B
geleidelijke achteruitgang met tussentijdse ernstige episodes
C
langdurig geleidelijke achteruitgang

Slide 19 - Quizvraag

Palliatieve zorg is
A
het bieden van kwaliteit van leven
B
het bieden van curatieve behandeling

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Wat gebeurt er lichamelijk in de stervensfase?

Slide 22 - Open vraag

Lichamelijke aspecten
  • Slap worden van gezichtsspieren, ingevallen wangen
  • Ogen die “niet” zien
  • Vermindering van zintuigelijke functies. Pas op gehoor blijft het langst in tact! Blijf contact maken! Verandering bewustzijn
  • Onrust en verwardheid
  • Verslapping spieren
  • Verminderde hartfunctie
  • Stoornissen in spijsvertering, behoefte aan vocht en voeding neemt af.  
  • Decubitus
  • Pijn
  • Ademhalingsstoornissen: Cheyne Stokes

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Groepjes
4 groepen
De volgende vragen beantwoorden op flap (of digitaal)
1. Verzorgende taken rondom de laatste levensfase
2. Verzorgende taken rondom de zorg voor de naasten

Presenteren/terugkoppelen

Slide 26 - Tekstslide

Na het overlijden
  • De arts stelt de dood vast!!
  • Stilstaan van het hart
  • Stoppen ademhaling
  • Gevoelloosheid
  • Totale spierverslapping
  • Aanwezigheid van lijkvlekken
  • Lichaamswarmte verdwijnt
  • Na enkele uren treedt lijkstijfheid (rigor mortis) op,
    na 72 uur verdwijnt dit. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Elisabeth Kübler-Ross
Zij beschreef de volgende verwerkingsfasen:

  1. ontkenning en shock
  2. boosheid en woede
  3. marchanderen, onderhandelen
  4. verdriet, somberheid of depressie
  5. acceptatie en aanvaarding




Slide 30 - Tekstslide

Emotiegerichte copingstijl
Bij de emotiegerichte copingstijl proberen mensen hun emoties onder controle te krijgen. Voorbeelden van deze stijl zijn:
  • steun zoeken of getroost willen worden
  • je gevoelens uiten door te huilen of te schreeuwen
  • het probleem vermijden door er juist niet over te praten
  • afleiding zoeken in muziek of gezelschap
  • net doen alsof er niets aan de hand is (ontkenning)
  • je eigen situatie vergelijken met die van mensen die nog slechter af zijn






Slide 31 - Tekstslide

probleemgerichte copingstijl 
Voorbeelden van deze stijl zijn:
  • naar de dokter gaan zodra je je ziek voelt
  • je houden aan medische voorschriften
  • medicijnen op tijd innemen
  • je houden aan dieetvoorschriften
  • informatie zoeken om meer inzicht te krijgen in de situatie op internet, in boeken, bij patiëntenverenigingen
  • hulpmiddelen aanvragen






Slide 32 - Tekstslide